Debat eigen bijdrage AWBZ-zorg
DEN HAAG – Staatssecretaris Van Rijn (VWS) en de Tweede Kamer gaan binnenkort in debat over de vermogensinkomensbijtelling in de AWBZ.
Een verzoek van de SP-fractie om een debat kreeg dinsdag steun van vrijwel de gehele Kamer. Eerder die dag had Van Rijn al aangegeven graag van de Kamer te willen horen welke gevolgen van de bijteling „door de Kamer kennelijk ongewenst worden geacht.”
Per 1 januari neemt de overheid 12 procent van het box 3 vermogen (inkomsten uit sparen en beleggingen) boven het heffingsvrijvermogen in aanmerking voor het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage. Bij 63.694 van de 238.886 mensen die vorig jaar AWBZ-zorg ontvingen in een zorginstelling en daarvoor een inkomensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd waren, gaat deze bijdrage daardoor dit jaar (fors) omhoog.
Voor de ruim 238.000 mensen die vorig jaar vanwege hun inkomenssituatie een eigen bijdrage verschuldigd waren, bedroeg deze gemiddeld 6400 euro per jaar. Toenmalig staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten becijferde vorig jaar een gemiddelde stijging van 2820 euro per jaar, waar Van Rijn in zijn brief niet op ingaat. Wel schrijft hij zich te kunnen voorstellen dat mensen in een aantal gevallen „zijn geschrokken en onaangenaam zijn getroffen” door de maatregel. „Dat laat onverlet dat er bewust voor gekozen is om naast het inkomen ook het vermogen te betrekken bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage.”
De zorgen vanuit de politiek hadden onder meer betrekking op signalen dat de WOZ-waarde van een eigen huis per 1 januari meetelt bij het bepalen van iemands vermogen. Dat ligt genuanceerder, betoogt Van Rijn. Volgens de fiscale regels telt de eigen woning pas twee jaar na opname in een instelling mee voor het inkomen in box 3. Omdat de eigen bijdrage voor een bepaald jaar gebaseerd wordt op de inkomens- en vermogenssituatie van twee jaar geleden duurt het alles bij elkaar vier jaar voordat de waarde van het huis meetelt voor de eigen bijdrage. Is het pand op dat moment nog niet verkocht, dan kan iemand nog een jaar een lage variant van de AWBZ-bijdrage betalen en naderhand het verschil voldoen.
Zolang de (fiscale) partner nog in de woning verblijft, telt de waarde ervan in het geheel niet mee, aldus Van Rijn.
Uit de brief valt verder op te maken dat 4800 AWBZ-cliënten door de vermogensinkomensbijtelling een maandelijkse bijdrage hebben die hoger ligt dan hun nettomaandinkomen. Zij zijn gedwongen het verschil bij te passen uit hun vermogen, bijvoorbeeld hun spaargeld.
Tot dusver ontving de overheid tachtig bezwaarschriften van patiënten die de nieuwe bijdrage te hoog vinden en één verzoek om een betalingsregeling. Aan 4000 van de 238.000 mensen is deze maand per abuis een te hoge eigen bijdrage in rekening gebracht, aldus Van Rijn. Deze fout is inmiddels gecorrigeerd.
Wanneer de Kamer met Van Rijn debatteert, is nog niet duidelijk. Evenmin is duidelijk of een Kamermeerderheid voorstander is van aanpassing van de regeling. Vicepremier Asscher (PvdA) liet vrijdag doorschemeren dat het kabinet er weinig voor voelt de inkomensachteruitgang als gevolg van de hogere bijdrage te verzachten. „Het is rechtvaardig om van hoge inkomens een grotere bijdrage te vragen. Ik snap best dat er protest ontstaat nu mensen merken wat het in de praktijk betekent. Maar we kunnen niet voor iedereen elke achteruitgang compenseren”, zei hij na de ministerraad.