Gods Geest
Handelingen 2:17
„Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees…”
Dat de Heilige Geest een Persoon is en van nature God, wordt in de eerste plaats aangetoond uit de schepping: „en de Geest Gods zweefde op de wateren” (Genesis 1:2). Met deze woorden wordt aan de Heilige Geest toegekend dat Hij met de Vader en de Zoon heeft meegewerkt in de schepping van het heelal. De schepping wordt Hem op het duidelijkst toegeschreven: „Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks” (Psalm 104:30). Daarom verzekert de Schrift dat de Heilige Geest Jehova is. „En de Heere zei: Ga henen tot dit volk, en zeg, horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet” (vergelijk Jesaja 6:9 met Handelingen 18:25). Diezelfde woorden, die de Heere gesproken heeft, heeft volgens Paulus de Heilige Geest gesproken: „Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja de profeet tot onze vaderen…” (Handelingen 28:25). Derhalve is de Heilige Geest de Heere. Hetzelfde blijkt ook uit andere plaatsen: „Dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis Israëls maken zal, spreekt de Heere. Ik zal Mijn Wet in hun binnenste geven” (Jeremia 31:33). De Hebreeënbrief verzekert ons dat deze woorden des Heeren van de Heilige Geest afkomstig zijn: „En de Heilige Geest getuigt het ons ook” (Hebreeën 10:15).
Caspar Olevianus, predikant te Heidelberg
(”Apostolische geloofsbelijdenis”, 1590)