Koloniën als potentieel werelderfgoed
FREDERIKSOORD – Duizenden arme gezinnen kwamen in de negentiende eeuw naar de Koloniën van Weldadigheid om een nieuw bestaan op te bouwen. „Het project was in feite een voorloper van de verzorgingsstaat en verdient daarom een plek op de Werelderfgoedlijst.”
De Maatschappij van Weldadigheid, die de koloniën opzette, werd in 1818 opgericht door generaal-majoor Johannes van den Bosch. Het project moest een oplossing bieden voor de armoede die was ontstaan na het vertrek van de Fransen.
Her en der in Nederland zette de maatschappij koloniën op waarin arme gezinnen werden gehuisvest. Ze werkten in de landbouw en waren zelfvoorzienend. In het Drentse Frederiksoord en omgeving kwamen honderden koloniehuisjes, maar ook elders in Nederland was er huisvesting en werk voor de „paupers.” Het landschap kreeg een typische inrichting met rechte lanen en strakke kavels.
Frederiksoord was de eerste kolonie. Al snel volgden Wilhelminaoord, Boschoord en Veenhuizen in Drenthe, Willemsoord op de grens van Friesland en Drenthe, en Ommerschans in Overijssel. In Vlaanderen kwamen de koloniën Wortel en Merksplas. Overal in Nederland ontstonden lokale afdelingen van de Maatschappij van Weldadigheid, die gezinnen konden „opzenden” voor een verblijf van maar liefst zestien jaar. Duizenden mensen verhuisden. Onderzoek wees onlangs uit dat van 800.000 Nederlanders de wortels in de koloniën liggen.
Verblijf in Ommerschans, Veenhuizen en Merksplas was onvrijwillig. Landlopers en bedelaars kwamen daar terecht. Ommerschans werd later tbs-kliniek Veldzicht, en Veenhuizen staat nu bekend als gevangenisdorp. Er waren echter ook koloniën waar mensen vrijwillig naartoe konden. Maar ook daar heerste een streng regime met verplichte schoolgang en kerkgang.
„Of je nu in de koloniën in België bent of in Nederland, ze zagen er allemaal hetzelfde uit”, aldus directeur Jan Mensink van de Stichting Maatschappij van Weldadigheid in Frederiksoord. „Hele dorpen werden ingericht. Het project was feitelijk de voorloper van de verzorgingsstaat. Zeer terecht dus dat wij proberen de koloniën op de Werelderfgoedlijst te krijgen.”
Het Rijk draagt 180.000 euro bij aan de Nederlands-Belgische samenwerking rondom de voordracht van de koloniën voor een plaats op de Werelderfgoedlijst. In 2018, 200 jaar na de oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid, moet een plek op de lijst een feit zijn.
Directeur Cees van ’t Veen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en gedeputeerde Munniksma van de provincie Drenthe tekenden vorige week in Huize Westerbeek in Frederiksoord de uitvoeringsovereenkomst. Daarin verbinden alle partijen die te maken hebben met de koloniën zich aan elkaar met als doel over vijf jaar op de prestigieuze lijst te staan. Ook de schenking van het geld voor dit nominatietraject was hiermee een feit.
Om daadwerkelijk tot een nominatie te komen, moet er veel gebeuren. De Unesco gaat niet zomaar akkoord. Er moeten plannen worden gemaakt en onderzoek worden gedaan. „Het is veel werk”, zegt Munniksma. Hij houdt zijn handen 20 centimeter uit elkaar als hij aangeeft hoe dik het rapport wordt dat de initiatiefnemers dienen aan te leveren.
De Unesco in Parijs heeft anderhalf jaar de tijd nodig om een besluit te nemen. De initiatiefnemers hopen dat het in 2018 lukt. Dat betekent dat het voorstel medio 2016 klaar moet zijn. „Het kan mislopen. Elders op de wereld vindt men namelijk dat er op de lijst te veel erfgoed staat uit het Westen. Dat zou een belemmering kunnen zijn”, aldus Van ’t Veen.
Niet alleen Drenthe en het Rijk werken samen, maar ook de provincies Overijssel, Friesland en de gemeenten waar de voormalige koloniën liggen in Nederland en België doen mee. Ook van hen wordt verwacht dat ze de portemonnee trekken. „Samen optrekken om uiteindelijk in 2018 op de lijst te komen en deze koloniën de plek in de geschiedenis te geven die ze verdienen”, noemt burgemeester Jager dat. De burgemeester van de gemeente Westerveld, waar Frederiksoord onder valt, juicht het initiatief toe. „Werelderfgoed binnen de gemeentegrenzen is economisch zeer aantrekkelijk.”