Dode dieren in natuur vormen restaurant voor honderden andere dieren
Verwoed rukt de bunzing aan een oor van het ree. Het valt niet mee, het dier geeft niet toe. Niet dat het er iets van merkt, het beest is dood. Zijn kadaver vormt ondertussen een welkome aanvulling voor het menu van aaseters op het Noord-Limburgse Landgoed De Hamert. Zoals buizerds, de vos en de bunzing. Waarbij de laatste twee elkaar regelmatig in de haren zitten.
Boeiende beelden zijn te vinden op de site van ”Dood doet leven”. Via dit project proberen de natuurorganisaties ARK Natuurontwikkeling, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en het Limburgs Landschap andere terreinbeheerders te enthousiasmeren om dode dieren of hun ingewanden niet te begraven of weg te halen, maar ze terug te geven aan de natuur.
Los van dit initiatief doet Staatsbosbeheer op de Midden-Veluwe niets anders, zegt faunabeheerder Cees de Jong. „Sinds ik hier werk, vanaf 1988, leggen we aangereden of delen van afgeschoten grofwild terug in het bos.”
Ook beesten die vanwege ouderdom doodgaan, blijven gewoon in de natuur liggen. „Als we dit niet deden, was ik de hele dag kuilen aan het graven”, aldus De Jong. Bij aangereden wild gaat het vooral om wilde zwijnen („varkens”, noemt De Jong die), edelherten („roodwild”) en reeën.
Een zure lucht stijgt op bij het wegterende kadaver van een wild zwijn, ergens op de Midden-Veluwe. De Jong heeft ecoloog Bart Beekers en stagiair Olaf van der Geest van ARK meegenomen naar de plek.
Bij aankomst van de twee auto’s vliegen een stuk of tien raven op van de kadavers. „Dat vind ik zo mooi”, zegt Beekers. „Die beesten waren in de jaren 40 uitgestorven. Dankzij een herintroductieprogramma zijn er inmiddels ruim honderd broedparen, vooral op de Veluwe.”
De besneeuwde heidevlakte laat exact zien waar de dode dieren liggen. Eén grote cirkel heidestruiken bevat geen sneeuw. „Daar zijn de beesten bezig geweest”, weet De Jong. Er liggen resten van drie wilde zwijnen: het stinkende kadaver, een dier waarvan nog slechts de haren resteren, en een voor de helft aangevreten big. „Deze is vorige week aangereden op de Otterloseweg. Schade: 2500 euro”, aldus De Jong.
Van het beestje zijn ook de ribben weggevreten. „Dat doet vooral de vos”, vertelt De Jong. „Die knaagt en sleept het mee. Uiteindelijk liggen de dode dieren verspreid in de hei. Daar vergaan ze.”
Iets verderop biedt een kleine cirkel van zwarte heidestruiken in het witte landschap een macabere aanblik. Lege ogen in een zwijnenkop staren de bezoekers aan. „Ik weet even niet waar deze kop vandaan komt”, zegt De Jong, die het dierlijke materiaal eerder vanaf zijn opzichtersauto, waarachter een vervoersrek is gemonteerd, een meter of 30 naar deze plek sleepte. Hij toont zich een kenner. „Deze kop is van een volwassen exemplaar. Dat zie ik aan de ingesleten boventanden.”
Drie kilometer verderop is er nog een eetplek. Daar liggen alleen een ribbenkast en een onderkaak van een edelhert en een dito kaak van een zwijn. Sporen in de sneeuw verraden ook hier de aanwezigheid van een vos. „Voor een vos, raaf of kraai tellen die afstanden niet. Ze weten exact dat er wat ligt.”
Beekers toont zich enthousiast. Menigmaal pakt hij zijn mobieltje om een foto te nemen. Hij is blij dat Staatsbosbeheer een aantal dode beesten teruggeeft aan de natuur. „Dit is heel goed voor de natuur. ARK heeft ons project niet voor niets ”Dood doet leven” genoemd. Een dood dier vervult de functie van een drukbezocht restaurant, waar honderden andere dieren aan de dis aanschuiven. Imposante soorten, zoals raaf, vos of gier, maar ook kleiner grut, zoals aaskevers, vliegen en kledingmotjes. Ik vind het erg mooi dat de natuur dit allemaal zelf opruimt.”
Zijn organisatie is betrokken bij het terugleggen van grote kadavers in Limburgse natuurgebieden. „Het laten liggen van grote dode dieren is in de rest van Nederland nog ongebruikelijk. Wij willen daar verandering in aanbrengen.”
Terug bij het huis van De Jong laat deze nog even de koelcel zien. Daar hangt en ligt de oogst van één week jacht voor het wildbeheer: vier wilde zwijnen en twee herten. De herten zijn van hun kop ontdaan, voor hun geweien, die later zullen worden geëxposeerd. „Poelier Ter Weele uit Oene is nog niet geweest. Kerst is voorbij”, is het nuchtere commentaar.
Natuurbeheerorganisaties schieten jaarlijks honderden dieren dood om schade aan landbouwgewassen en verkeer te voorkomen.
Belangrijke voorwaarde voor het laten liggen van doodgeschoten wild is echter dat de wildbeheerders met loodvrije kogels schieten, zoals Staatsbosbeheer sinds vorig jaar doet. Beekers: „Anders krijgen de dieren aan het eind van de voedselketen op den duur loodvergiftiging. Gelukkig wordt er steeds vaker loodvrij geschoten.” Dat is duur. De Jong komt terug, met in zijn hand een doosje met daarin een tiental loodvrije kogels. „Dit kost 3 euro. Daar moet je niet een middagje op de schietbaan mee gaan knallen.”
www.dooddoetleven.nl www.youtube.com : kanaal dooddoetleven