Onrijpe vrucht van Arthur Pink
Om ”De antichrist” van de Engelse puritein Arthur W. Pink (1886-1952) goed te kunnen plaatsen is het nodig eerst iets over Pink zelf te weten.
Pink heeft een zeer vruchtbare pen gehad. ”De soevereiniteit van God” was een van zijn eerste werken –om precies te zijn: het derde– en verscheen in 1918. Vele andere studies volgden. De meeste daarvan waren oorspronkelijk als vervolgstudies in het door Pink geredigeerde en uitgegeven blad ”Studies in the Scriptures” verschenen. In 1987 verscheen voor het eerst een werk van Pink in Nederlandse vertaling; het ging om ”De soevereiniteit van God”.
Wie de werken van Pink bestudeert, dient te beseffen dat Pink in theologisch opzicht een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Die ontwikkeling kwam tot een afronding in de jaren dertig van de vorige eeuw. Van de theologische inzichten die hij vanaf die tijd huldigde, is Pink niet meer afgeweken.
Pink werd geboren in Nottingham in England en kwam uit een milieu dat nu in de Angelsaksische wereld als conservatief-evangelicaal getypeerd zou worden. Als jonge man raakte hij in de ban van de theosofie, een religieuze filosofie die stelt dat alle religies pogingen van een goddelijke macht zijn om de mensheid tot grotere perfectie te brengen. Waarschuwende woorden van zijn vader werden door de Heere echter gebruikt om hem tot inkeer te brengen.
Verkiezing
Pink studeerde een aantal jaren theologie aan het Moody Bible Institute in Chicago en diende in de jaren daarop een aantal gemeenten in de Verenigde Staten. In deze tijd kwam hij in aanraking met de puriteinen. Pink werd getroffen door hun getuigenis over Gods verkiezing dat zo anders was dan wat hij aan het Moody Bible Institute had gehoord. Zijn boek ”De soevereiniteit van God” is een vrucht van de kennismaking met de puriteinen.
Daarbij moeten we wel beseffen dat Pink in een reactie op het arminianisme in dit werk niet of nauwelijks aandacht schenkt aan het appel tot geloof en bekering. Dat zou hij later, nadat hij geconfronteerd was met het hypercalvinisme, zeer nadrukkelijk wél doen.
Wie ”De antichrist”, dat oorspronkelijk in 1923 verscheen, leest, moet beseffen dat Pink aanvankelijk een calvinistische genadeleer combineerde met de zogenaamde bedelingenleer. De wortels van deze leer zijn te vinden bij John Nelson Darby (1800-1882), een van de geestelijk vaders van de zogenaamde Broeders of Vergaderingen van Gelovigen. Kern van de leer van de bedelingen is dat er voor Israël en de christelijke gemeente twee aparte goddelijke plannen zijn. De christelijke gemeente is vanuit het perspectief van het Oude Testament een niet voorzien intermezzo. De bedeling van de gemeente eindigt met de opname. Dan breekt de zevenjarige jaarweek van Daniël aan. In het midden van die week openbaart zich de antichrist in de herbouwde tempel van Jeruzalem. In de kringen van de Broeders is de bedelingenleer een zeer wezenlijk onderdeel van de geloofsleer.
Judas
Op het vasteland van Europa is deze leer buiten de kringen van de Broeders nooit erg populair geworden. Dat ligt in de Engelstalige wereld en met name in de Verenigde Staten anders. Pink werd ervoor ingewonnen tijdens zijn studie aan het Moody Bible Institute. In meerdere opzichten heeft Pink zich aanvankelijk sterk op geschriften uit de kring van de Broeders georiënteerd. Behalve aan de leer van de bedelingen valt hierbij te denken aan zijn visie op geloofszekerheid.
De bedelingenleer is voluit terug te vinden in Pinks ”De antichrist”. Daarbij neemt hij aan dat de antichrist de gereïncarneerde Judas is. Bij de leer van de bedelingen zijn echter tal van zeer kritische vragen te stellen en dat heeft Pink later ingezien. Ten aanzien van Openbaring houdt deze leer in dat op de eerste drie hoofdstukken na het boek niet op de christelijke gemeente in de huidige bedeling van toepassing is. Echter, Johannes schreef het hele boek Openbaring om de christelijke gemeenten in Klein-Azië die model staan voor de Kerk van alle eeuwen, in hun strijd te vertroosten.
Wie het boek Openbaring naast Daniël legt, ziet dat de laatste halve jaarweek van Daniël de slotfase van deze geschiedenis is. Daarna volgt het einde of, voor de ware gelovigen uit oude en nieuwe bedeling, het begin. De laatste halve jaarweek van Daniël begint dan ook niet in de toekomst, maar is begonnen met de verhoging van Christus of eventueel de val van Jeruzalem. De profetie van de beesten uit de zee en de afgrond heeft in de loop van de geschiedenis al meerdere vervullingen gehad. De eerste was die van de Romeinse keizer met de verering van de keizer als God.
Afstand
Pink heeft zelf in de jaren dertig van de vorige eeuw heel duidelijk afstand genomen van de leer van de bedelingen. Hij ging inzien dat het uit elkaar trekken van een bedeling voor Israël en voor de gemeente exegetisch niet te rechtvaardigen was. Wie de bedelingenleer huldigt, moet telkens weer bij tal van Schriftgedeelten de vraag stellen of een passage voor de gemeente dan wel voor Israël is bedoeld. Pink ging inzien dat dit zeer onvruchtbaar is. Ook het zogenaamde klassiek prechiliasme (Christus keert lichamelijk terug op aarde waarna het duizendjarige vrederijk, een bloeitijd van de kerk, aanbreekt), waarvan onder anderen Spurgeon en Ryle vertegenwoordigers waren, wees Pink af. Hij heeft daar echter nooit publiekelijk voor gewaarschuwd, omdat deze vorm van prechiliasme, in tegenstelling tot de leer van de bedelingen, naar zijn overtuiging geen fundamentele Bijbelse waarheden aantastte.
Het is duidelijk dat ”De antichrist” niet aansluit bij Pinks latere en rijpere theologische inzichten. Het is daarom jammer dat de Nederlandse uitgever en vertaler daar niet mee hebben gerekend. Was dat wel het geval geweest, dan was deze uitgave er niet gekomen.
Boekgegevens
De antichrist, Arthur W. Pink, Nederlandse vertaling E. W. J. Maatkamp; uitg. Maatkamp, Zelhem, 2012; ISBN 978 90 819 5080 0; 356 blz.; € 21,50.