Iris Busschers wint prijs met scriptie over zendingsgeschiedenis
GRONINGEN – De jongste editie van de Prof. dr. H. G. Hubbelingprijs, een prijs voor de beste masterscriptie die één keer in de drie jaar wordt uitgereikt, is gewonnen door Iris Busschers (25). De prijs is verbonden aan de faculteit godgeleerdheid en godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen.
De jury selecteerde drie scripties op basis van originaliteit, kracht van de argumentatie, leesbaarheid en begrijpelijkheid, presentatie en belang van het onderwerp, zowel wetenschappelijk als maatschappelijk. Uit deze voorselectie werd de scriptie van Busschers als beste verkozen. Busschers, die momenteel promoveert aan dezelfde faculteit, toonde zich verrast. „Toen ik de andere inzendingen vernam, dacht ik dat ik weinig kans maakte. Toch koos de jury voor mijn scriptie.”
De titel daarvan luidt ”Missionary Commemoration in a Colonial World: Collective Memory and Dutch Colonial Discourse on the Indonesian Archipelago in Obituaries of Calvinist Missionary Workers Published between 1930 and 1951”. Deze scriptie was voor Busschers –die eerder geschiedenis studeerde– de afronding van de onderzoeksmaster Religion and Culture.
Wat bracht u er als niet-kerkelijke toe om af te studeren op protestantse zendingsgeschiedenis?
„Ik ben erg geïnteresseerd in koloniale geschiedenis, geschiedenis van het christendom, etniciteit en man-vrouwverhoudingen. Zendingsgeschiedenis is interessant, omdat hier veel van deze factoren bij elkaar komen. Bovendien wordt in het onderzoek naar het koloniale verleden van Nederland de factor religie vaak vergeten, terwijl dat volgens mij een belangrijke factor is.”
Wat hebt u in uw scriptie onderzocht?
„Ik heb onderzocht hoe Nederlanders zich in de periode tussen 1930 en 1951 een beeld vormden van zending en zendelingen in Indonesië. Aan de hand van de necrologieën –gedenkschriften over overleden personen– van zendingsmedewerkers die in het Nederlandsch Zendingsblad verschenen, heb ik gekeken of de beeldvorming is veranderd nadat de context in Indonesië veranderde toen de koloniale staat onder druk kwam te staan tijdens de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsstrijd.”
Wat zijn uw bevindingen?
„Een van de conclusies is dat de necrologieën bijdragen aan de beeldvorming van wat zending is, of van wat zending moet zijn. In al de necrologieën zit een model dat steeds terugkomt. In het geval dat iemand niet helemaal ‘paste’ zie je spanningen ontstaan. Toch probeerden de schrijvers van de necrologieën aan een ideaalbeeld vast te houden. Een zendeling werd bijvoorbeeld geacht niet al te theologisch zijn, maar vooral praktische resultaten te behalen. Ik las een necrologie uit 1945 van een zendeling die wat meer theologisch was aangelegd. Dat wordt benoemd, maar er wordt aan toegevoegd: En toch wist hij altijd praktische resultaten te behalen.”
Is er in de bronnen die u hebt gebruikt, de necrologieën, niet sprake van het gezegde „over de doden niets dan goeds”, waardoor het beeld wordt vertekend?
„Het is een selectief beeld, dat wel. Maar juist ook vanwege wat weggelaten werd, is het interessant materiaal om te onderzoeken.”
Is de beeldvorming in de necrologieën veranderd?
„Tot op zekere hoogte. Er is sprake van een geleidelijke verandering in bijvoorbeeld taalgebruik en thema’s. Deze hangt samen met de veranderende situatie voor zendelingen. Na 1945 waren Nederlandse initiatieven minder welkom, omdat ze als koloniaal werden gezien.
Verder krijgen zendelingen te maken met Indonesiërs die, in de tijd dat Nederlanders in gevangenkampen zaten, hun plek als leiders van de gemeenten hebben waargenomen, en niet meer willen dat de Nederlanders de baas spelen. De zending moet in deze nieuwe context haar plek weer vinden. In necrologieën is nu ruimte voor verhalen over zendelingen die zich meer gaan distantiëren van de Nederlandse politiek en het koloniale verleden. Ook komt er meer nadruk op het feit dat de zendeling er niet alleen is om mensen te bekeren, maar ook om te helpen in onderwijs en gezondheidszorg.”
Wat is het belang van uw onderzoek?
„Ik keek naar bronnen die nog niet eerder bekeken zijn. De focus ligt op beeldvorming, niet op theologie of praktijk. Maar dan wel de beeldvorming zoals zij zich verhoudt tot het christelijke en koloniale wereldbeeld van die tijd. Daarmee biedt het een ander en aanvullend perspectief.”