Concertgebouw(orkest): 125 jaar samenspel in Amsterdam
Dit jaar is het 125 jaar geleden dat in een zompig weiland net buiten de toenmalige stad Amsterdam een burgerinitiatief van de grond kwam dat zijn weerga niet kent: Het Concertgebouw. Het akoestische wonder dient vanaf het begin als klankkast voor een van ’s werelds beste orkesten: het Koninklijk Concertgebouworkest.
Elke zichzelf respecterende stad van formaat spendeert een flink deel van het cultuurbudget aan een concertgebouw. Kwade tongen mogen dan wel beweren dat deze reservaten van elitekunst te veel overheidsgeld toegeschoven krijgen, het Amsterdamse Concertgebouw valt wat dit betreft niet veel te verwijten. De zes ondernemende Amsterdammers die het initiatief namen voor de bouw van Het Concertgebouw wisten via uitgifte van aandelen het benodigde geld bijeen te brengen. En nog steeds verwerft zowel Het Concertgebouw als het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) een groot deel van de fondsen via het bedrijfsleven en particulieren.
Akoestiek
Het huidige Amsterdamse Museumplein is omringd door kunst. Aan de ene zijde staan de Japanners in de rij voor Van Gogh en vraagt de futuristische badkuip van het onlangs geopende Stedelijk Museum om aandacht. Over de volle lengte van het plein kijken twee monumentale 19e-eeuwse gebouwen elkaar in de ogen: het Rijksmuseum van Pierre Cuypers en Het Concertgebouw met op het dak de kenmerkende gouden citer. Ten tijde van de opening in 1888 stond Het Concertgebouw echter nog eenzaam buiten de stad te midden van de drassige weilanden.
De architect Dolf van Gendt ontwierp Het Concertgebouw als tweelingbroertje van het in 1968 gesloopte Neue Gwandhaus in Leipzig. De akoestiek van de Grote Zaal was een enorme verrassing en bleek, na een latere verbouwing, zelfs fenomenaal.
Het Concertgebouw was niet altijd gastheer voor enkel nette klassieke concerten. Soms vonden er andere manifestaties plaats of werden de stoelen uit de Grote Zaal verwijderd voor een nachtelijk jazzconcert. Tot groot genoegen van de liefhebbers, maar soms ten nadele van het interieur van de zaal, die op zulke avonden blauw stond van de rook.
Maar wat dat betreft is Het Concertgebouw wel wat gewend. Aanvankelijk stonden in de Grote Zaal tafels en stoelen opgesteld en liepen er kelners rond om bestellingen op te nemen. Tussen het eten, drinken, roken en converseren door werd er ook nog naar muziek geluisterd.
Keerpunt
Amsterdam mocht dan wel bogen op een enorme staat van dienst op het gebied van ondernemingszin en schilderkunst, op muzikaal gebied had de stad aan het eind van de 19e eeuw weinig te bieden en teerde men hoofdzakelijk op buitenlands talent.
Componisten wisten de stad wel te vinden om hun muziek uit te geven, maar de orkesten waren gebrekkig. „Lieve mensen, maar slechte muzikanten”, was de reactie van de gevierde componist Johannes Brahms na een optreden van het Amsterdamse Parkorkest. Optredens in november 1885 van de vermaarde Hofkapelle uit Meiningen waren nodig om de ogen van de Amsterdammers te openen. De zeer matige toestand van het spel van de Amsterdamse orkesten kon na deze concerten niet verborgen blijven. Met de oprichting van het Concertgebouworkest in 1888 bezat Amsterdam voor het eerst een symfonieorkest bestaande uit louter professionals. Het eerste concert vond op 3 november dat jaar plaats onder leiding van de eerste chef-dirigent, Willem Kes.
Nu, 125 jaar later, is Het Concertgebouw een van de drukst bezochte concertzalen ter wereld. Het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) werd enkele jaren geleden door internationale muziekcritici boven aan de lijst van twintig beste orkesten ter wereld geplaatst.
Orkestklank
Nu rijst te vraag hoe het toch kon gebeuren dat het Concertgebouworkest vanuit de 19e-eeuwse slaapstand al snel een dergelijk hoge vlucht kon nemen. Is het te danken aan de bestuurders met lef en een fijne neus voor kwaliteit?
In de loop van de afgelopen 125 jaar heeft het KCO slechts zes chef-dirigenten gekend. Ze kwamen doorgaans jong, bleven lang aan het orkest verbonden en zorgden voor inspiratie en continuïteit. Of moeten we het vooral zoeken bij Willem Mengelberg, die de dirigentenpost vijftig jaar bezette en het orkest onder zijn leiding internationaal liet excelleren met muziek van Bach tot Mahler?
Het is erg verleidelijk om de sterrenstatus van het KCO vooral te zien als bekroning op het huwelijk tussen het orkest en de Grote Zaal als klankkast. Recensenten roemen telkens weer de unieke orkestklank. „Een goede zaal maakt een goed orkest”, zegt de huidige chef-dirigent, Mariss Jansons, „zoals een instrument je spel verbetert.”
Jubileumconcerten
In 2013 viert het Koninklijk Concertgebouworkest 125 jaar samenspel. Dat gebeurt ‘thuis’ in het eveneens jarige Amsterdamse Concertgebouw, maar ook buiten, op de Prinsengracht. Zo wordt een serie jubileumconcerten georganiseerd waarin steeds een episode uit de geschiedenis van Het Concertgebouw centraal staat. Tijdens deze concerten treedt historicus en kenner van Amsterdam Geert Mak op als verteller. Daarnaast doet het orkest in 2013, als eerste orkest ter wereld, binnen een jaar alle werelddelen aan, waarbij Antarctica wordt overgeslagen bij gebrek aan publiek en een geschikte zaal.
Jubileumboek
Naar aanleiding van hun 125e verjaardag presenteren Het Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest het boek ”Bravo!”. Onder aanvoering van musicoloog Michel Khalifa belicht een ensemble aan scribenten het gebouw en bijbehorend orkest vanuit tal van invalshoeken. De focus bij deze uitgave is gericht op de menselijke kant van de zaak. Naast een beschrijving en duiding van de historie komen vooral veel mensen aan het woord. Natuurlijk de maestro’s –chef-dirigent Mariss Janssons en violiste Janine Jansen– , maar ook medewerkers van wie de naam nooit op posters en programmaboekjes vermeld staat, zoals oud-suppoost Kick Hogeweg en Afra en Gerda, de ”zusjes van de garderobe”.
Dit boek koop je het liefst in de shop van Het Concertgebouw, na afloop van een concert, om het concertgebouwgevoel mee naar huis te nemen.
N.a.v. ”Bravo! – 125 jaar Het Concertgebouw en Koninklijk Concertgebouworkest”, Michel Khalifa (red.); uitg. Balans, Amsterdam, 2013; ISBN 978 94 600 3596 8; 336 blz.; € 25,- (tot 15 februari), daarna € 29,90.