Drugsbeleid Opstelten houdt stand bij rechter
BREDA – Gemeenten mogen van coffeeshops eisen dat ze geen softdrugs verkopen aan buitenlandse klanten.
Dat heeft de rechtbank in Breda donderdag geoordeeld in een proefproces dat de eigenaar van de Tilburgse coffeeshop Toermalijn had aangespannen tegen de gemeente Tilburg.
De uitspraak is een opsteker voor minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), die al jaren probeert de verkoop vanuit coffeeshops aan drugstoeristen uit te bannen en daarvoor regelmatig onder vuur wordt genomen door de linkse fracties in de Tweede Kamer.
Hoewel Opstelten door het coalitieakkoord dat VVD en PvdA afgelopen najaar overeenkwamen zijn onder Rutte I ingezette drugsbeleid flink moest afzwakken, bleef hij bij een verkoopverbod aan buitenlandse klanten. Nadat eerdere rechtscolleges, waaronder de Raad van State, al oordeelden dat een dergelijk verbod niet strijdt met de Europese wet- en regelgeving, kwam de rechtbank van Breda donderdag als eerste rechtscollege in een bodemprocedure tot een dergelijke slotsom.
Opstelten wil het verkoopverbod afdwingen via het zogeheten ingezetenencriterium. De essentie daarvan is dat coffeeshops klanten daardoor kunnen vragen een geldig identiteitsbewijs, een verblijfsvergunning of een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens te laten zien.
Bij de rechtbank in Breda voerde de advocaat van Toermalijn onder meer aan dat er in Tilburg geen sprake is van noemenswaardige drugsoverlast door buitenlandse klanten. Volgens de rechter is dat echter niet doorslaggevend en mag een burgemeester „grote waarde” hechten aan „interlokale en internationale belangen” bij de bestrijding van drugscriminaliteit.
Boven op het ingezetenencriterium wilde Opstelten aanvankelijk ook nog het beslotenclubcriterium invoeren. Coffeeshops zouden daardoor moeten veranderen in besloten clubs die alleen nog softdrugs mogen verkopen aan leden op vertoon van een clubpas.
De PvdA zag echter niets in die maatregel en slaagde er ook in om in het regeerakkoord op te nemen dat minister Opstelten de pas, die vanaf 1 mei in Zuid-Nederland al verplicht was, op termijn zou afschaffen. Uiteindelijk deed hij dat half november al.
Had de clubpas nog bestaan, dan had Opstelten er waarschijnlijk alsnog afscheid van moeten nemen. Ten aanzien van zijn protesten tegen de clubpas stelde de rechtbank de Toermalijn donderdag namelijk in het gelijk.
Door de pas in te voeren, zouden gemeenten in feite de oprichting bevorderen van verenigingen die het plegen van strafbare feiten makkelijk maken, stelt de rechtbank vast.