Pedagogisch klimaat
Mick Matthys deed onderzoek aan de Universiteit Utrecht naar in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw universitair afgestudeerden uit een arbeidersmilieu (Tijdschrift voor Orthopedagogiek, december 2012). Kinderen uit arbeidersgezinnen die verder geleerd hebben en een academische graad gehaald, beleven hun opvoeding als stimulerend maar ook als problematisch. Hun ouders ondersteunden wel de studie van de kinderen, maar hun denkbeelden over de toekomst waren beperkt en weerspiegelden vooral hun eigen sociale positie. Zij wilden hun kinderen, in sociaal opzicht, liefst zo dicht mogelijk bij zich houden.
Een aantal kenmerken van de opvoedingspraktijk in het gezin heeft een belangrijke rol gespeeld: de stimulerende rol van de moeder, de ‘verhalen’ over gemiste kansen, de waarde van arbeid. Vaak ontstonden er spanningen tussen en met de ouders, mede door het studeren van de kinderen. Studeren leidde tot communicatieproblemen met de ouders. Desondanks overheerst op latere leeftijd verschoning en dankbaarheid, maar dat neemt niet weg dat een succesvolle carrière op academisch niveau vooral het gevolg is van eigen inzet.
Uit de interviews met deze mensen, die nu rond de zestig jaar zijn en terugkijken op hun opvoeding, komen enkele karakteristieke trekken van een eigen pedagogisch klimaat naar voren. De ouders waren intelligent genoeg om door te leren, maar sociale en materiële omstandigheden belemmerden dit. Hiermee situeren de ouders zich op een ander sociaal vlak dan hun arbeidersomgeving.
Aan de andere kant onderscheiden ze zich in materieel en sociaal opzicht niet van hun leefomgeving: men heeft het niet breed, er heerst een waardepatroon waarin de noodzaak van hard werken vooropstaat. Bovendien wordt de stimulans om verder te studeren constant onderuitgehaald door de klassieke uitspraak dat ”wie voor een dubbeltje is geboren, nooit een kwartje zal worden”. Impliciet geven de ouders de boodschap mee dat sociale stijging eigenlijk onmogelijk is.
De kinderen hebben ermee geworsteld en ook al denkt men dat men wel een kwartje geworden is, men voelt nog steeds ”dubbeltjeskanten” in zich. Ook op het vlak van de communicatie veranderde er veel. Er werd niet gepraat en zeker niet over emoties en verlangens. Dat was bedreigend voor de onderlinge verhoudingen. Door te studeren, groeiden de kinderen hun ouders intellectueel en verbaal boven het hoofd, zij gingen bovendien argumenteren, de ouders konden dit niet aan. Praten werd discussie, discussie werd ruzie.
Ondanks deze spanningen in het pedagogisch klimaat kijken de nu ouder geworden kinderen positief terug op hun opvoeding en op wat zij in hun opvoeding hebben meegekregen (zoals een hoog arbeidsethos).
Samenwerkende opvoeders die zich houden aan gemaakte afspraken zijn een pedagogische voorwaarde voor een plezierig leef- en werkklimaat. Dat betogen Ans van Brussel en Peter Teitler in ”Pedagogisch weer en klimaat” (Jeugd in school en wereld, december 2012).
Het pedagogisch klimaat op school kan helpen om een fijne sfeer in een klas te creëren en veel vormen van ongewenst gedrag aan te pakken. Wanneer leerkrachten samenwerken bij het opstellen en handhaven van regels leidt dat zowel voor leerlingen als voor leerkrachten zelf tot een duidelijke, voorspelbare leer- en leefomgeving. Als de ene leerkracht een bepaalde regel wel handhaaft en de andere niet, schept dat een voor leerlingen verwarrende situatie.
Leerkrachten benoemen de voorbeelden uit gezinssituaties waarbij vader en moeder niet op één lijn staan doorgaans als pedagogisch ongewenst. Toch komt het voor dat dit in de schoolsituatie goedgepraat wordt. „Kinderen moeten er maar aan wennen dat niet iedere leerkracht hetzelfde is en dat regels verschillen.” Bij elke gedragsbeïnvloeding van mensen, dus ook gedragsbeïnvloeding van leerlingen, werkt een gezamenlijke aanpak echter het best. Eensgezind optreden van de opvoeders is noodzakelijk voor een gezond pedagogisch klimaat.
Jos Derksen en Sander de Kock schrijven over structuur en klassemanagement in Speziaal (december 2012). Naarmate er meer onduidelijkheden binnen een klas of de school ontstaan, neemt problematisch gedrag toe. We moeten oppassen dat we dan niet in de valkuil trappen dat we rondom die klas en die leerling een heel vangnet van voorzieningen gaan bouwen.
Binnen de schoolorganisatie is vaak geen consistent beleid, ieder doet het naar eigen goeddunken en op basis van intuïtie. Er zijn wat algemene schoolregels, maar in de klas geeft de docent de eigen invulling. Wat bij de ene docent mag, mag absoluut niet bij de andere. Maar bij het uitvoeren van je vak als leraar heb je collega’s nodig. Jongeren verwachten een veilige en voorspelbare leeromgeving. Die kun je alleen creëren als je weet dat de leraren voor en na jou hetzelfde doen. Een eenduidig pedagogisch klimaat, ook in de school, is uiterst belangrijk.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren? focus@refdag.nl