Vast geloof
Exodus 34:6
„Heere, Heere, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.”
„Weet nu dat niets van het Woord des Heeren op de aarde zal vallen” (2 Koningen 10:10). Zijn onbegrensde macht moet ons tevens bemoedigen om die God te vertrouwen Die „de dingen die niet zijn, roept alsof zij waren” (Romeinen 4:17). Zoals ook diezelfde apostel, sprekend over Abrahams geloof, verder zegt: „Hij heeft aan de belofte Gods niet getwijfeld door ongeloof, maar is gesterkt geweest in het geloof, door God de eer te geven en ten volle verzekerd te zijn, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen” (vers 20, 21). En hoezeer het wantrouwen God mishaagt en hoezeer ook de allerheiligste zich daarvoor heeft te wachten, leert de Heere: „De Heere zeide tot Mozes en tot Aaron: Omdat gijlieden Mij niet geloofd hebt, dat gij Mij heiligde voor de ogen der kinderen Israëls, daarom zult gijlieden deze gemeente niet inbrengen in het land, hetwelk Ik hun gegeven heb” (Numeri 20:12). Voorts is God niet alleen machtig om te doen hetgeen Hij wil, gelijk Hij zeker datgene wil wat Hij in Zijn Woord belooft, maar ook in hetgeen Hij niet wil, kan Hem niets weerstaan. „Daar is niemand die uit Mijn hand redden kan. Ik zal werken, wie zal het keren (Jesaja 43:13)? Het is dan allereerst noodzakelijk dat we Gods wil in alle dingen uit Zijn Woord trachten te leren kennen.
Caspar Olevianus, predikant te Heidelberg
(”Apostolische geloofsbelijdenis”, 1590)