Geloof verlost het denken van zijn autonomie
Wat is de betekenis van het denken van Dietrich Bonhoeffer voor de apologetiek?
Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) is een onverwachte gast in deze rubriek. Wie zijn naam hoort, denkt aan het Duitse verzet in de Tweede Wereldoorlog en zijn martelaarschap. Ook zijn er genoeg stichtelijke overdenkingen van de hand van Bonhoeffer verschenen. En, hoewel hij gelezen wordt in heel christelijk Nederland, was Bonhoeffer eigenlijk niet half vrijzinnig? Goed, hij was een christelijke martelaar, maar wat kan deze man die eigenlijk in geen enkel hokje past, betekenen voor apologetiek?
Bonhoeffer is ondanks zijn korte leven een van de belangrijkste theologen van de twintigste eeuw. Hoewel hij ook in Nederland relatief bekend is, is lang niet alles wat hij schreef in het Nederlands vertaald en uitgegeven. Een nauwkeurige lezing van zijn werk toont een man die diep nadacht over de betekenis van Jezus voor de tijd waarin hij leefde. Daarbij gaat hij de dialoog met filosofie niet uit de weg. En dus komt er uit onverwachte hoek, van een lutheraan, van iemand die natuurlijke theologie afwijst (zo belangrijk voor apologetische godsbewijzen), een belangrijke bijdrage voor apologetiek vandaag.
Autonome ik
In zijn tweede dissertatie, getiteld ”Akt und Sein” (Daad en zijn), poogt Bonhoeffer theologische kritiek te geven op de filosofie van de verlichting en daarna. Hij bespreekt onder anderen Kant, Hegel, Husserl en Heidegger als representanten van verschillende belangrijke filosofische stromingen. Hij deelt ze in twee grote groepen: ”denkdaad”- en existentiefilosofieën.
In de filosofie als denkdaad probeert de filosoof ruimte te creëren voor datgene wat buiten bereik van het menselijk denken ligt, het transcendente, God. De filosofie van Kant is er een goed voorbeeld van. Het is allemaal goed bedoeld, vindt Bonhoeffer, maar wat gebeurt er eigenlijk? Wie bepaalt de grens tussen het denken en God? Precies, de filosoof, het menselijk denken, de denkdaad. Hoewel er een poging is God tot Zijn ‘recht’ te laten komen, is het eigenlijk het autonome menselijke ik dat de lakens uitdeelt. Het denken begint de wereld te verkennen en bepaalt dan zelf waar God ‘begint’, maar ook wat God is, wie God is en waar God toe in staat is.
In de filosofie van Hegel, het Duitse idealisme, komt dat helemaal duidelijk naar voren. Hegel, beschouwt God, wereld, geschiedenis en mensheid als één geheel. God komt tot zelfbewustzijn in de geschiedenis, beweert Hegel. En dat gebeurt door middel van de zelfbewustwording van de mensheid, omdat wij deel uitmaken van God. Hoewel ”God” een belangrijke rol speelt in de filosofie van Hegel, is het de god van zijn eigen inbeelding. Dat komt doordat het autonome ik bij zichzelf begint en zo een beeld van God en werkelijkheid creëert. Hegel probeert God te redden van de filosofie, maar maakt God zo slaaf van het menselijk denken.
De existentiefilosofieën doen het niet veel beter voor Bonhoeffer. Fenomenologen als Husserl en existentialisten als Heidegger proberen het bestaan van dingen ruimte te geven zonder dat het denken meteen de grenzen en de identiteit ervan bepaalt. Maar de enige manier om dat te doen, is door weer uit te gaan van het menselijk denken. Met andere woorden, ook deze filosofen beginnen met de autonomie van de menselijke rede.
Filosofie probeert ofwel zelf alles te bepalen (denkdaad), ofwel dat niet te doen (existentie), maar zelfs dan heeft het zelf al de beslissing genomen om het niet te doen; dus is het toch weer denkdaad. Wie met het menselijk denken begint, kan alleen met het menselijk denken eindigen. En daarom falen alle filosofieën die Bonhoeffer beschrijft. Als denkdaad en als existentie is filosofie een autonome daad van het ik die zonder God genomen wordt.
Het probleem is dat je op deze manier nooit uit kunt komen bij God, bij openbaring. De autonome denkdaad van de filosoof krijgt altijd gelijk, want hij is nu eenmaal begonnen met autonomie. En dus is vanaf het begin de uitkomst reeds bepaald. Elk spreken van God wordt bij voorbaat ingekaderd als ofwel onhoorbaar ofwel als product van ons eigen bewustzijn. „Het denken is net zo min als goede werken in staat om het in zichzelf gekeerde hart te verlossen van zichzelf”, zegt Bonhoeffer.
Bonhoeffer wijst deze twee vormen van filosofie af. Alle filosofie die met de mens begint, is niet in staat ruimte te creëren voor de godsopenbaring. Filosofie als systeem dat beheerst en bepaalt, faalt. Filosofie kan volgens Bonhoeffer alleen een kritische functie hebben, dat wil zeggen: theologische concepten toetsen op houdbaarheid en consistentie.
Daad van overgave
Maar hoe kunnen we dan ruimte geven aan de openbaring? Alleen door het geloof, zegt Bonhoeffer. Net als de denkdaad is het geloof een daad. Maar in plaats van autonomie is geloof een daad van overgave aan God waarin God het eerste woord krijgt. In plaats van de menselijke existentie staat de openbaring van God centraal. Deze openbaring is alleen toegankelijk voor het geloof. Het autonome denken kan het niet zien, maar door het geloof krijgt iemand, door één te worden met Christus, er wel deel aan.
Ook al is Bonhoeffer niet direct een apologeet, hij heeft ruimte gecreëerd voor een theologie in de twintigste eeuw die, voorbijgaand aan de vrijzinnigheid, de Bijbel als Gods Woord wil beschouwen. In zijn confrontatie met de filosofie sluit Bonhoeffer nauw aan bij het denken van Luther. Laatstgenoemde beschouwde het menselijk hart als zondig in zichzelf gekeerd. Rechtvaardiging door het geloof heeft als resultaat dat het hart zich opent en naar buiten, naar God keert. Voor Bonhoeffer is het precies zo gesteld met de filosofieën van zijn tijd: de rede is in zichzelf gekeerd en ten dode gedoemd. Het is de zonde van Eden, de mens die zelf de grenzen bepaalt, zelf zegt wie hij is, zelf bepaalt of God iets zegt en wat God bedoelt. Maar door het geloof mag het denken van zijn autonomie verlost worden en deel krijgen aan Gods openbaring.
Bonhoeffer is relevant voor vandaag. Waar mensen steeds minder geïnteresseerd zijn in bewijzen voor Gods bestaan, staat men eerder open voor het argument dat het christelijk geloof een ‘verhaal’ is dat pas begrijpelijk wordt wanneer je bereid bent niet langer zelf de baas te spelen in je hoofd en in je hart.
Jos de Keijzer, promovendus aan Luther Seminary in Minnesota (VS). Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp
Eric Metaxas. Dietrich Bonhoeffer, pastor, martelaar, profeet, spion. Groen: Herenveen, 2012.
Bonhoeffer, Dietrich. Act and Being: Transcendental Philosophy and Ontology in Systematic Theology. Vol. 2, Dietrich Bonhoeffer Works, Fortress Press, 2009.
Dietrich Bonhoeffer. Navolging. Ten Have: Utrecht, 2001