40 jaar DRS Magazine; „Bezinning op digitaal leren nodig”
GOUDA – Het reformatorisch onderwijs moet zich diepgaand bezinnen op de digitalisering. „Hoe ver kunnen we gaan met het combineren van traditionele en nieuwe vormen van leren? En wat wordt de rol van de docent? Ik denk dat we nog maar aan de vooravond staan van die doordenking.”
Dat stelt voorzitter W. Büdgen van het college van bestuur van het Wartburg College in Rotterdam en Dordrecht in het jubileumnummer van DRS Magazine dat donderdag verscheen. Het blad –eerder voluit De Reformatorische School genoemd– bestaat veertig jaar. Büdgen blikt terug op de onderwijsvernieuwingen in de achterliggende decennia. „Doordat we in die diepere discussie over de vraag hoe nieuwe vormen van leren zich verhouden tot onze identiteit altijd een open einde hebben gehouden, is het de vraag hoe we omgaan met nieuwe ontwikkelingen.”
Dat het over de vernieuwingen, aldus Büdgen, niet tot een echt gesprek kwam, komt volgens hem doordat „de landelijke goeroes” profeteerden dat het tot nu toe allemaal eigenlijk niet goed was gegaan. In de tweede plaats doordat deze goeroes taal gebruikten „die niet de taal van onze mensen was en die een totaal ander en zeer optimistisch mensbeeld verried.” In de derde plaats door het gebrek aan leerpsychologische en leertheoretische kennis in onze eigen kring en ten vierde door het ontbreken van een cultuur waarbinnen zelfreflectie een vanzelfsprekend onderdeel was van de professionaliteit.”
De leidinggevenden op de scholen maakten volgens de bestuurder de fout voor een te hoog invoeringstempo te kiezen.
Omstreeks de jaren tachtig had binnen de reformatorische onderwijswereld meer en grondiger theoretische doordenking plaats dan tegenwoordig, stelt drs. D. Vogelaar, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Pieter Zandt scholengemeenschap in Overijssel en Flevoland. Het Bijbels mensbeeld werd doordacht. „Dat hebben we goed neergezet in een aantal publicaties; aan de pedagogiek zijn we eigenlijk nooit toegekomen. We waren inderdaad erg ambitieus. Maar het was vanuit de oprechte begeerte om de reformatorische uitgangspunten te doordenken. De hapering zat misschien wel bij de praktische vertaalslag.”
Over de doorvertaling van pedagogische inzichten naar het klaslokaal is Vogelaar „minder optimistisch” geworden. „Het zijn toch twee werelden. We hebben daar ook te weinig oog voor gehad.” Vogelaar houdt staande dat een leraar eerst pedagoog is en dan pas vakdidacticus. „Ik vind nog steeds dat dit zo is. Een docent moet daarnaast weten in wat voor tijd hij leeft, en daarnaar vanuit zijn vak verbinding kunnen leggen. Een docent moet de krant lezen.”
Docent dr. B. J. Spruyt van het Wartburg College analyseert de verontrusting die in DRS-artikelen doorklonk over de Algemene wet gelijke behandeling. Hij wijst op „de intuïtie die de auteurs in DRS hun zorgelijke stukken in de pen heeft gegeven. Zij hadden gelijk en hebben het meer dan ooit.”
Wat teloorging, zijn de massaal bezochte jaarvergaderingen van lerarenvereniging GOLV tijdens de kerstvakantie. Dat waren volgens de vroegere DRS-eindredacteur C. Bregman „halve reünies, want daar kwam je de Driestarluitjes elk jaar weer tegen. Je merkte dat de kern van ons onderwijs ons samenbond. Ik heb dat als een groot voorrecht ervaren.”
Voormalig eindredacteur drs. A. Verweij bepleit promotieonderzoek naar veertig jaar DRS Magazine. „Ik ben heel benieuwd welke conclusies er dan zouden volgen. Vooral naar het ”identiteitsverloop” in de achterliggende veertig jaar ben ik nieuwsgierig.”