Trams onveilig voor overig verkeer
Trams zijn zeer veilig voor de inzittenden, maar andere weggebruikers lopen grote risico’s bij een botsing met een tram. De gevolgen van een aanrijding voor met name voetgangers en (brom)fietsers zijn vaak desastreus. Dat komt vooral door het gebrek aan wettelijke verkeersregels voor trams.
Dat stelt de Raad voor de Transportveiligheid onder voorzitterschap van Pieter van Vollenhoven, in een donderdag verschenen rapport. De raad zegt dat per gereden kilometer de kans op een fatale aanrijding met een voetganger of fietser voor de tram ongeveer dertig maal groter is dan voor een personenauto.
Trams hebben een uitzonderingspositie in het verkeer. Zo bestaat er eigenlijk geen maximumsnelheid voor de tram en zijn er ook geen wettelijke regels voor de remkracht.
Trambedrijven en instanties die verantwoordelijk zijn voor het openbaar vervoer bekommeren zich nauwelijks om de veiligheid van andere weggebruikers, stelt de raad. Het enige dat telt is het op tijd rijden van de tram. „Over het algemeen krijgen trambedrijven hun subsidies op basis van hun vervoersprestatie. Daardoor wordt snel rijden, dus onveiligheid, juist beloond”, aldus de raad.
Voor lokale trams is „nauwelijks” iets geregeld. Een tram die 30 kilometer per uur rijdt, heeft een even lange remweg als een auto die 50 kilometer rijdt. Als de maximumsnelheid aan de remweg wordt gekoppeld, zou een tram maximaal 30 kilometer mogen rijden. De snelheid wordt overgelaten aan het management van de vervoerbedrijven of de trambestuurder, aldus de raad. Dat trams meestal overal voorrang hebben, vindt de raad verder twijfelachtig.
Een van de aanbevelingen van de Raad voor de Transportveiligheid is dat trambedrijven helder en duidelijk de gevaren voor andere weggebruikers openbaar maken, en die verkleinen en bewaken door een veiligheidsmanagementsysteem. Het ministerie van Verkeer zou met wettelijke regels voor bij voorbeeld remvermogen moeten komen.
Manager S. Lugtenburg van het Haagse openbaarvervoerbedrijf HTM kan zich in grote lijnen vinden in het rapport, maar vindt wel dat veel zaken te algemeen gesteld zijn. „Het was beter geweest als de Raad ook naar de verschillende lokale situaties had gekeken. Het is overal anders. In Haaglanden hebben we bijvoorbeeld veel vrijliggende trambanen waardoor de risico’s al minder worden.” Lugtenburg ziet weinig heil in de suggestie van de Raad om per lokatie andere voorrangsregels in te voeren. „In de belevingswereld van de weggebruiker heeft een tram altijd voorrang. Dat moet zo blijven.”