Honderd jaar hervormd-gereformeerd jeugdwerk
De Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) vierde in 2010 zijn eeuwfeest. Onlangs publiceerde VU-hoogleraar Fred van Lieburg een kloek gedenkboek. Voor de hervormd-gereformeerde geschiedenis is ”Jeugdwerk met een watermerk” bijzonder waardevol.
Uitgeverij Boekencentrum heeft ”Jeugdwerk met een watermerk” in november 2012 op een gelijknamig symposium in de markt gezet. De titel van het gedenkboek borduurt voort op de polsbandjes die de HGJB in het jubileumjaar onder jongeren verspreidde met de opdruk: ”Ik draag Gods watermerk”. Deze bandjes verwoorden de grondslag van het jeugdwerk: Gods verbond, bezegeld met het watermerk van de doop.
De geschiedenis van de HGJB en van de jeugdbonden die er in 1982 in opgingen laat qua theologische bezinning veel continuïteit zien. Waar verontruste gereformeerdebonders verschuivingen zagen, spraken HGJB-leiders in zelfevaluaties van ontwikkeling.
Evangelicale cultuur
De vormgeving van de boodschap heeft in de tweede helft van de geschiedenis van de HGJB en zijn voorgangers in ieder geval sterke veranderingen ondergaan. In de eerste halve eeuw lag het accent in het jeugdwerk op intensieve bestudering van de Bijbel, de leer, de belijdenisgeschriften, de geschiedenis van land en kerk en de beginselen voor staatkundig en maatschappelijk handelen. Daarna ontstond er veel meer ruimte voor de inbreng van beelden en symbolen, voor variatie in muziek en media. Parallel hieraan werd er meer rekening gehouden met verschillen in leeftijd en ontwikkelingsniveau. Van Lieburg schetst in diverse hoofdstukken de groeiende vanzelfsprekendheid van de evangelicale cultuur in het jeugdwerk.
Een prangende vraag is in hoeverre deze ontwikkelingen ten koste zijn gegaan van de gereformeerde vorming. Het hervormd-gereformeerde jeugdwerk is sinds de jaren zestig sterk van kleur verschoten. In 2006 bleek uit een intern onderzoek onder 500 jongeren dat in hun geloofskader de gereformeerde noties van zonde en genade, rechtvaardiging en heiliging en verbond en verkiezing goeddeels ontbraken. De alarmklok die HGJB-directeur H. J. van Wijnen in 2008 luidde over de gereformeerde identiteit van de hervormd-gereformeerde jeugd vond breed weerklank.
In hoeverre hebben de vele HGJB-bezinningsdocumenten de eigenlijke invulling van het jeugdwerk gestempeld? Zowel verontrusten als volgelingen kunnen de nodige onderbouwing van hun antwoord vinden in Van Lieburgs beschrijving van geloof en cultuur, inhoud en vorm, continuïteit en verandering in 100 jaar geschiedenis van de HGJB en zijn voorgangers.
Verschillende bonden
Van Lieburg heeft zijn boek thematisch opgezet. Binnen de hoofdstukken is de chronologie leidend. In de eerste helft van ”Jeugdwerk met een watermerk” staan de jeugdorganisaties zelf centraal. Van Lieburg beschrijft uitvoerig het ontstaan, de opbouw en de uitbouw van de verschillende bonden voor jongelingen, knapen (tot zestien jaar), meisjes en jonge meisjes (tot zestien jaar), hun plaats in het geheel van de gereformeerde gezindte en de relaties met kerk en overheid. Vervolgens gaat Van Lieburg in op de invulling van het jeugdwerk en de manieren waarop daar leiding aan werd gegeven.
Een reeks hoofdstukken behandelt daarna thema’s zoals christelijke vakanties, het jeugdwerk in al zijn variaties, missionaire vorming, evangelisatie, diaconale inzet, de pogingen om de gemeenten ”jeugdvriendelijker” te maken en de liedcultuur die de HGJB heeft gestimuleerd.
”Jeugdwerk met een watermerk” is een veelomvattend boek. Voor wie geïnteresseerd is in de hervormd-gereformeerde beweging als geheel is dit een onmisbaar overzichtswerk. Talloze aspecten van de hervormd-gereformeerde beweging en honderden meer of minder vooraanstaande figuren passeren de revue. Van Lieburg beschrijft veel ontwikkelingen en verwikkelingen, samenwerking en tegenwerking, stimulansen en spanningen. ”Jeugdwerk met een watermerk” is een waardevol en welkom overzichtswerk van grote delen van de hervormd-gereformeerde geschiedenis. Vooral het eerste hoofdstuk over de hervormd-gereformeerde beweging en het twaalfde over de gereformeerde identiteit bieden brede oriëntatie.
Subsidiecultuur
Als overzichtswerk is ”Jeugdwerk met een watermerk” ook leerzaam voor huidige ontwikkelingen, bijvoorbeeld als Van Lieburg de opkomst en de afbouw van de subsidiecultuur belicht. Zoals het geweest is, zo zal het weer zijn – als de offerbereid in de gereformeerde gezindte tenminste wordt zoals ze ooit was.
Van Lieburg beoogt in zijn dikke boek een synthese van een gedenkboek en een ”gewone” historische studie. Deze combinatie is mogelijk, maar bij de concrete uitwerking plaats ik enkele vraagtekens. Voor een gedenkboek over jeugdwerk is de trant vaak wel heel betogend, de inhoud zwaar belast met historische achtergrondexposés en de beschrijving neigt vaak naar een opsommerige compleetheid.
De reeks thematische hoofdstukken die chronologisch telkens weer andere onderdelen in kaart brengt, is enerzijds informatief, anderzijds vermoeiend. Ze roepen een wereld in herinnering, maar de stijl wringt met het karakter van een gedenkboek, waar geïnteresseerden zich vermoedelijk ook mee willen ontspannen.
Van Lieburg zit dermate dicht op zijn bronnenmateriaal dat ook voor een gewone historische studie het algemene beeld meermalen verstopt raakt tussen de feiten. Van Lieburg toont in de belangrijke hoofdstukken over de hervormd-gereformeerde beweging en de gereformeerde identiteit een helikopterview op de stof te hebben, maar heeft zijn boek in de tussenliggende hoofdstukken wel heel overvloedig gevuld.
Netwerken
In een gewone historische studie zou een register van op welke bladzijden de talloze genoemde jeugdorganisaties aan de orde komen een verrijking zijn geweest, een goede hulp ook om de netwerken in kaart te brengen.
Het ontbreken van een notenapparaat betreur ik. In een nadere verantwoording schrijft Van Lieburg dat de wetenschappelijke gebruiker meestal uit de tekst wel zal kunnen afleiden aan welke bron iets is ontleend. Als ik echter bijvoorbeeld lees dat prof. H. Visscher in 1923 het Convent van Kerkenraden organiseerde, vraag ik me af waarop deze stelling is gebaseerd. Bij mijn weten heeft Visscher zich afzijdig gehouden van deze poging tot oplossing van het kerkelijk richtingsvraagstuk. In deze fase van zijn leven bouwde hij volop aan zijn politieke carrière. Als het anders was, wil ik bewijzen kunnen natrekken.
”Jeugdwerk met een watermerk” is, ondanks de gemaakte kanttekeningen, een zeer waardevolle aanvulling op de vele hiaten in de hervormd-gereformeerde geschiedschrijving. In zijn voorwoord spreekt Van Lieburg de wens uit dat zijn boek een aansporing zal zijn voor voortgaand onderzoek. Wie dat doet, heeft in Van Lieburgs studie een goed fundament.
Boekgegevens
”Jeugdwerk met een watermerk. De hervormd-gereformeerde jeugdbeweging 1910-2010”, Fred van Lieburg; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 239 2627 6; 511 blz.; € 37,50.