Echt rijk
2 Korinthe 8:9
„Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden.”
De apostel wijst in de tekst aan dat Jezus van rijk arm werd om ons te verrijken. Rijkdom is bezit van zekere dingen en overvloed van zegeningen, in een grote menigte.
Ook is er een geestelijke rijkdom: „Opdat Hij zou bekendmaken de rijkdom Zijner genade” (Romeinen 5:23). „O, diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods (Romeinen 11:33). Dat zijn alle geestelijke weldaden, die de Heere Zijn kinderen toedient.
Zo hebben we gemeenschap met God en aan Zijn genade, in de vergeving van zonden. „In Welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, de vergeving van onze misdaden, naar de rijkdom Zijner genade” (Efeze 1:7). „Opdat Hij zou betonen de uitnemende rijkdom van Zijn genade door de goedertierenheid Gods” (Efeze 2:7).
Tot Gods kinderen mogen wij met Paulus zeggen: „Het is alles het uwe, hetzij tegenwoordige of toekomende dingen, doch gij zijt van Christus” (1 Korinthe 3:22, 23). Daar zijn de inwendig krachtdadige beloften Gods, die aan hen gedaan zijn, als ook in het bijzonder deze belofte: „De aarde zal vol worden van de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken” (Jesaja 7:9-11). En: „In Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk” (Kolossensen 2:9).
Het zijn geen droppelen, gelijk in de dagen des Ouden Testaments, maar overvloedige gaven en meer van de Heilige Geest.
J. van Lodenstein, predikant te Utrecht
(”De heerlijkheid van een waar christelijk leven uitblinkende in een godzalige wandel”, 1767)