Bewaren
Wij zien hier David, een man naar Gods hart, een hoog verlichte profeet met treffelijke gaven van de ware heiligmaking. Bovendien nog een groot koning met legers van duizenden krijgslieden. Deze man bekent hier in deze psalm dat hem dit niet kan helpen, zo God hem niet bewaart.Ziedaar! De mens heeft veel vijanden, die als hongerige wolven dorsten naar zijn verderf. Dat geldt het allermeest als hij begint wedergeboren te worden door Gods Geest en losgemaakt wordt van de dienst van de zonde. Dan wordt de satan toornig op hen als een briesende leeuw. O, als God maar een ogenblikje Zijn bewaring zou wegnemen van Zijn kinderen, direct zou de satan hen gaan ziften als de tarwe. Zo weinig vermogen hebben Gods kinderen tegen de satan. En, alsof de satan alleen niet sterk genoeg is, komt de wereld hem nog te hulp met duizenden zoete verlokkingen om de arme mens te verleiden uit de dienst van God te stappen en tot de zoetigheid van de zonde terug te keren. Ons eigen verdorven vlees, als een trouweloze verrader, valt ook de satan toe om de nieuwe bewegingen van de Geest als in de wieg te verstikken.
Als het dan zo is dat de arme mens door deze vijanden verleid wordt, zo moet hij steeds door God worden bewaard.
Joos van Laren, predikant te Vlissingen (Korte en bondige verklaring over de zestiende Psalm, 1669)