Christenvervolging komt zelden alleen voor
Christenvervolging komt ook elders zelden alleen voor. Doorgaans is het een symptoom van een breder patroon van mensenrechtenschendingen, stelt Nicole Sprokel.
Geen mens mag worden vervolgd vanwege het vreedzaam belijden of uitdragen van zijn of haar geloof. De vrijheid van gedachte, geweten en religie is vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in het Internationale Verdrag voor Burger- en Politieke Rechten. Mensen hebben volgens dit internationale recht de vrijheid hun geloof te kiezen, van geloof te veranderen, of zonder geloof te leven. Tot zover de theorie. De praktijk is echter dat de vervolging van religieuze minderheden, waaronder christenen, nog wijdverbreid is.
Open Doors meldde vandaag dat christenen in Afrika steeds vaker in de verdrukking komen vanwege het oprukken van de radicale islam, vooral in Mali. Ook Amnesty International rapporteerde in 2012 na een onderzoeksmissie in dat land over geplunderde en vernielde kerken. Ook werden christenen bedreigd en verjaagd. Zo liet de radicale groep Ansar Eddin via een radiostation weten dat christenen het gebied dienden te verlaten, en dat de sharia in het hele land zou worden opgelegd.
Maar de gewapende fundamentalistische groepen hebben het niet alleen op christenen gemunt. Ze leggen alle, voornamelijk islamitische, inwoners kledingvoorschriften en gedragsverplichtingen op. Mensen die daaraan geen gevolg geven, worden vaak gestraft met lijfstraffen, amputaties en buitengerechtelijke executies. De rebellen maken zich bovendien schuldig aan seksueel geweld, en het rekruteren van kindsoldaten.
De overheid reageert op haar beurt met buitensporig geweld tegen burgers die ervan verdacht worden te sympathiseren met de rebellen en intimideert journalisten. Veiligheidstroepen martelen burgers in de gevangenis om bekentenissen af te dwingen. Het leger heeft ook veel slachtoffers gemaakt door willekeurig Touaregdorpen te bombarderen. Er is, kortom, sinds begin 2012 sprake van de grootste mensenrechtencrisis uit de recente geschiedenis van Mali.
Christenvervolging komt ook elders zelden alleen voor. Doorgaans is het een symptoom van een breder patroon van mensenrechtenschendingen. De strafkampen in Noord-Korea zijn gevuld met naar schatting 200.000 mensen die om wat voor reden dan ook als tegenstander van het regime worden beschouwd; religie, zeker in georganiseerde vorm, wordt al snel als een bedreiging van de staatsmacht ervaren. Om dezelfde reden discrimineert en onderdrukt China christenen, Falun Gongbeoefenaars en de Oeigoeren, een moslimminderheid in het westen van het land (Xinjiang).
Ook voor Nigeria geldt dat inwoners van alle gezindten in een klimaat van angst en onveiligheid leven. Ze zijn kwetsbaar voor aanvallen van Boko Haram en tegelijkertijd voor mensenrechtenschendingen door de veiligheidstroepen die hen zouden moeten beschermen.
Boko Haram begaat ernstige schendingen als moord, het afbranden van scholen en kerken en aanvallen op mediabedrijven en journalisten. Uit angst voor hun eigen veiligheid durven mensen geen aangifte te doen van deze misdrijven. Journalisten durven niet meer over de wreedheden te berichten uit vrees voor represailles.
De wijze waarop veiligheidstroepen tegen Boko Haram opereren is echter ook vaak in strijd met de rechtsstaat en met mensenrechten. Honderden mensen die ervan verdacht worden banden te hebben met Boko Haram werden willekeurig gedetineerd.
De regeringen van Mali en Nigeria moeten effectief in actie komen om de burgers te beschermen tegen de terreur van gewapende religieuze groepen. Maar laten zij dat wel doen op een wettige manier. Elke onrechtvaardige actie die uit naam van de veiligheid wordt uitgevoerd zal alleen maar meer terreur tot gevolg hebben. Dergelijk optreden veroorzaakt een vicieuze cirkel van moord en vernieling.
Een godsdienst mag overigens zelf ook geen vrijbrief zijn voor haatzaaien, het oproepen tot discriminatie of geweld. Het is dan ook betreurenswaardig dat de bisschop van Kampala, pastors en evangelische predikers het parlement van Uganda in hun nieuwjaarstoespraken hebben opgeroepen om haast te maken met de omstreden antihomowetgeving. Deze wet maakt het mogelijk om lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders tot lange gevangenisstraffen, en in bepaalde gevallen zelfs de doodstraf, te veroordelen. Als dit gebeurt komen duizenden Ugandezen in aanmerking voor zware straffen, alleen omdat ze homo zijn.
Amnesty vindt het zeer alarmerend dat deze discriminerende wet opnieuw in overweging wordt genomen. Het druist in tegen het idee van menselijke waardigheid en schendt de internationale mensenrechten.
De universele verklaring roept religieuze leiders en gemeenschappen op mensenrechten te bevorderen. Daarom vraagt Amnesty hun de doodstraf, geweld tegen vrouwen, rassendiscriminatie, religieuze onverdraagzaamheid en andere mensenrechtenschendingen uitdrukkelijk te verwerpen.
De auteur is persvoorlichter en woordvoerder van Amnesty International.