Judith Janssen schrijft geloofwaardig kinderboek over de ramp van 1953
Je hebt beloofd de schuilplaats van je vriend niet te verraden. Maar wat als je weet dat die plek niet veilig is bij storm en springtij? Voor dat dilemma staat Jet aan de vooravond van de watersnood in het nieuwste boek van Judith Janssen.
Denk aan een jeugdboek over de ramp van 1953, en het beeld van kinderen die samen op de dak van een huis zitten doemt al snel op. Ook ”Storm!” voldoet aan dit plaatje – zelfs de omslagtekening. Tegelijk laat dit mooie jeugdboek zien dat die keus een originele invalshoek niet in de weg hoeft te staan.
De elfjarige Jet begrijpt niet waarom haar vriend Krijn („Als peuters waren ze door hun moeders tegenover elkaar op de keukenvloer gezet en sindsdien speelden ze samen”) haar ontloopt. Op een middag vindt ze zijn geheime plek: een schuur in de polder van hun –naamloze– dorp. Zij gaat naar huis, hij blijft liever. „Nou, tot morgen dan maar in de kerk”, zei ze. „Ja, misschien. En waai niet van de dijk.”
De stormachtige avond begint –voor Jet– gezellig. Krijns vader is de eerste die een kras maakt in die knusheid. Dronken stapt hij binnen en brult dat zijn zoon („Die kleine met zijn rooie kop”) weg is. Bij Jet gaan alarmbellen rinkelen: is haar vriend nog in de schuur, met dit weer?
De watersnood vormt een heel belangrijk decor in ”Storm”; het verhaal draait om het ontrafelen van Krijns geheim. Tegelijk is er voldoende ruimte voor sfeer, voor de historische setting en voor een bescheiden vleugje romantiek.
Janssen schrijft zorgvuldig formulerend en bekijkt alles consequent door Jets ogen. Ze is goed in het geven van aanwijzingen die iets verraden van de loop van het verhaal. Krijns twijfel over zijn kerkbezoek de volgende dag is een van de vele voorbeelden. Hij is namelijk helemaal niet van plan terug naar huis te gaan.
Als de ernst van de situatie later op de avond steeds duidelijker wordt, wil Jet graag in actie komen. Maar het enige wat ze mag doen, is spullen naar boven sjouwen („dankzij mij staat onze hele groentevoorraad nu op zolder. Geweldig!”). Het opstandige meisje kan uiteindelijk haar heldhaftigheid tonen. Zij is degene die ervoor zorgt dat de koster de klokken luidt, zij is het die met haar vader de mensen uit de buitengebieden ophaalt. Uiteindelijk moet Jet zónder vader naar Krijns schuur omdat de tijd dringt.
De passage over de dementerende oude vrouw Goedkoop die op de achterbank de Psalmen 91 en 46 neuriet en zingt, doet authentiek aan. Bovendien heeft het een functie in het verhaal: God als burcht komt meerdere keren terug in Jets gedachten.
Het boek is vol actie en spanning („Plotseling begon het te kraken, te breken, te suizen en te fluiten, alsof er een geweldig onweer losbarstte”), maar zeker ook vol emotie. Die uit zich niet in tranentrekkende passages, maar is eerder een tikje onderkoeld. („En?” riep Krijn, „hoe is het buiten?” Ze kon niet antwoorden. Wat ze zag, paste gewoonweg niet in haar hoofd, ze kon het niet geloven. (…) „De zondvloed…”, mompelde ze…”).
Maar ook op die zolder hebben Krijn en Jet nog gewone gesprekken –wat wil je als je urenlang samen bent– en is er ruimte voor humor en ruzie, vooral als Jet meer te weten probeert te komen over het geheim rond Krijns vader of als ze met oplossingen komt („Jij wilt altijd maar alles oplossen, hè! (…) Laat dat maar aan Jet over. Jij denkt dat je de hele wereld kunt redden, nou, vergeet het maar…”).
Daarnaast is er wanhoop, zijn er verwarde dromen en –vooral bij Krijn– lange momenten van hopeloosheid. Uiteindelijk worden beide kinderen gered – alleen poes Poetie overleeft het niet.
”Storm!” is meer dan een voorspelbaar boek over een nacht in weer, wind en doodsangst. De plot legt het accent totaal anders. Dat maakt dit boek –samen met de manier waarop Janssen het geloof in haar verhaal weet te verweven– tot een uitblinker in de christelijke jeugdliteratuur van nu.
Boekgegevens
”Storm!”, Judith Janssen; uitg. Mozaïek Junior, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 239 9419 0; 121 blz.; € 9,90.