Arm geworden
2 Korinthe 8:9
„Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden.”
Jezus is arm geworden om ons. Geen armoede van de ziel is in Hem gevonden. De armoede van het lichaam heeft hij aangenomen. Hij neemt de engelen niet aan, maar het zaad van Abraham (Hebr. 2:16). Zijn Godheid was als het ware beneveld achter Zijn mensheid. De Goddelijke eer en majesteit is Hem bijgebleven. „Ik, de Heere word niet veranderd, daarom zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd” (Mal. 3:6). Bij de Heere is geen verandering of schaduw van omkering (Jak. 1:17). Hij is en blijft altoos Dezelfde.
Men leest wel van de staat der vernedering in Jezus’ ziel en hoe na de aanvechting van de satan, de engelen tot Hem zijn gekomen en Hem gediend hebben (Matth. 4:11). Hij heeft vele duizenden kunnen spijzigen met zeer weinig brood en vis, zodat er nog een grote hoeveelheid overbleef (Matth. 17:1, 2). Onze Heiland heeft op het meer de winden kunnen gebieden. God heeft Zijn Zoon gezonden in de gelijkheid van het zondige vlees. Maar Hij heeft in Zijn Persoon Zelf alles gedaan en door wonderen zijn Godheid getoond.
Hij heeft ook alles geleden, om ons een eeuwige gerechtigheid te verwerven. Door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken; want Hij zal hun zonden dragen (Jes. 53:11). Hij Zelf heeft onze zonden in Zijn lichaam gedragen op het hout, opdat wij, de zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden (1 Petr. 2:24).
J. van Lodenstein, predikant te Utrecht
(uit ”De heerlijkheid van een waar christelijk leven uitblinkende in een godzalige wandel”, 1767)