Nederlandse galeries willen verder professionaliseren
Met de komst van de overkoepelende Nederlandse Galerie Associatie (NGA) hebben ongeveer 230 galeries zich voorgenomen haar eigen professie en de brancheorganisatie sterk te professionaliseren. De meeste galeries zijn nu veelal financieel te zwak om ook internationaal aanzien te verwerven, terwijl buitenlandse galeries het wel voor elkaar krijgen. Zo ook de verscheidene kunstenaars van eigen bodem al lang de prestige hebben.
Verscheidene Nederlandse kunstenaars lukte het de afgelopen jaren internationaal door te breken, zoals Inez van Lamsweerde, Joep van Lieshout, Rineke Dijkstra, Michael Raedecker en Job Koelewijn. De Nederlandse galeries waar de kunstenaars furore maakten, hebben echter het nakijken. „Als kunstenaars internationaal doorbreken zoeken ze vaak een buitenlandse galerie als partner. Nederlandse galeries zouden veel meer moeten doen om hen vast te houden, zodat ze ook van de doorbraak kunnen profiteren", zegt Ingrid Janssen, voorzitter van de NGA.
Janssen werkte mee met een essay aan het boekje ’Kunst te koop!, Artistieke innovatie en commercie in het Nederlandse galeriebestel’ van de Boekmanstichting, studiecentrum voor kunst, cultuur en beleid. Daarin doet ze kond van het dilemma tussen de Galeriebond Nederland (GBN) en de Nederlandse Vereniging van Galeriehouders (NVG). De GBN zoekt het met zijn zestig leden meer in de artistieke kant van de kunst, de NVG met 170 leden is commerciëler ingesteld. „Dat betekent nog niet dat je op sommige terreinen niet kunt samenwerken aan professionalisering van de branche en de galeriehouder zelf", zegt Janssen. „De smaakvoorkeuren kunnen daarin blijven bestaan."
De kracht van galeries is volgens haar de persoonlijke vertrouwensrelatie van de galeriehouder met de kunstenaars en verzamelaars. „Om met kunst van nu geld te verdienen moet je ook kunstenaars aan je binden die doorbreken en ze dan ook weten vast te houden. Je hebt er tenslotte ook in geïnvesteerd." Deskundigheidsbevordering, promotie, marketing, kostenbesparing, collectieve regelingen zoeken voor transport en verzekeringen; het zijn allemaal middelen om uiteindelijk de omzet te verhogen en mee te draaien in de internationale wereld die kunst heet."
Waarom de twee organisaties, die nu werken onder de NGA–koepel, pas nu tot het inzicht zijn gekomen om samen te werken, kan Janssen niet aangeven. „Kennelijk zijn de artistieke verschillen nu geen barrière meer." Door grote persoonlijke betrokkenheid vertrouwen galeriehouders soms te veel op hun vertrouwensrelatie met kunstenaars. Er is te weinig zakelijk vastgelegd. Daardoor lopen er ook regelmatig juridische procedures tussen kunstenaars en hun galeriehouder, weet Janssen. „Kunstenaars vragen ook om professionalisering en zakelijkheid. Het gaat er ook om dat je een bedrijf runt en dat je daar geld voor nodig hebt."
Een galerie in Nederland heeft op jaarbasis minimaal tussen de 140.000 en 150.000 euro nodig om niet alleen de deuren open te houden, maar ook internationaal mee te draaien op beurzen als Art Basel waar strenge criteria gelden om er een stand te bemachtigen.