Scheidend dirigent Wim van Galen: Je deelt lief en leed met koorleden
Dirigent Wim van Galen leidde op Tweede Kerstdag voor het laatst het Christelijk Mannenkoor Ede (CME). Daaraan was hij sinds 1982 verbonden. Eerder legde de Barnevelder al het dirigeerstokje neer van zijn koren in Geldermalsen en Apeldoorn.
Het CME was het laatste koor dat Van Galen nog dirigeerde. „Ik kijk terug op een heel mooie avond”, zegt hij. „Voor ons was het heel inspirerend om in zo’n volle kerk afscheid te nemen. Wel sneu dat we mensen die van ver kwamen naar huis moesten sturen. Dit heeft te maken met de veiligheidsvoorschriften.”
Het echtpaar Van Galen werd naar voren geroepen. De voorzitter hield een korte toespraak, en noemde Van Galens echtgenote „de moeder van het koor.” Van Galen: „Het mooie was dat zij juist twee weken geleden een onderscheiding heeft gekregen voor haar werk in Oost-Europa. Mijn koren weten dat zij daarvoor werkt, ze gaven mij altijd vrachten kleding mee op de repetities. Mijn vrouw doet dat al heel lang, zodoende werd zij bij het afscheid betrokken. Zo hebben ze ons Psalm 121 vers 4 toegezongen. En mijn opvolger, Jan Hendrik van Schothorst (27) uit Ede, heeft gedirigeerd bij het lied ”Wat de toekomst brengen moge”.
Dertig jaar verbonden aan een koor, het schept een sterke band, zegt Van Galen. „Je deelt lief én leed. Zo waren er ook veel sterfgevallen. Ik vroeg nog wel eens aan een koorlid die het moeilijk had: Geef jij het laatste lied maar op.”
Van Galen begon op z’n achttiende te dirigeren. Op het Fontanus College werkte hij als leraar Duits. Dirigeren en lesgeven, die twee hebben raakvlakken, is zijn ervaring. „Met mensen omgaan die je iets wilt overbrengen, dat is je vak. In de geestelijke muziek is dat net zo: als je mensen kunt inspireren dat ze na een kwartier beter zingen, inspireert dat enorm.”
De afgelopen jaren hebben tientallen koorleden onder Van Galens leiding gezongen: in Amsterdam, omgeving Vollenhove, Haarlem, Lisse, Harderwijk, Kootwijkerbroek, Zeist, Geldermalsen, Apeldoorn. „Niet alleen mannenkoren, ook gemengde. Het mooie daarvan is dat je een allesomvattend register hebt, met hoge én lage stemmen.”
Vaak kwamen mensen naar Van Galen toe met de vraag: Kunnen we dit lied niet eens zingen? Die vragen vormden de bron voor de tientallen bewerkingen die Van Galen in de loop der jaren schreef. Geliefd bij het publiek waren zijn ”Gebed om genade” en ”Wees mij genadig, Heer”. Zelf vindt Van Galen ook zijn bewerking van het slotkoraal van de Johannes Passion schitterend: ”U heb ik lief, u roep ik aan”. Het omzetten voor mannenkoor viel niet mee, weet hij zich te herinneren. „Bach is toch moeilijker dan een doorsnee liedje.”
In een Terdege-interview in 2007 zei Van Galen dat koren te veel verkleefd zijn aan orgelbegeleiding. Volgens de oud-dirigent zou er meer a capella gezongen moeten worden. „Ik hoor soms zoveel orgel, zoveel begeleiding, dat ik denk: dat die bassen daar achterin een grote fout maken, hoort niemand meer. Ik streefde ernaar in een optreden minstens één keer a capella te zingen. Als ze dat kunnen, kunnen ze het met begeleiding ook wel. Maar andersom?”