Eindejaarsvoornemens
Tegen het einde van het (verkiezings)jaar wemelt het van de wetsvoorstellen op allerlei gebied. Uiteraard ontbreekt het evenmin aan belastingplannen. In ArbeidsRecht (11/2012) behandelt mr. Marinc het fenomeen van kosten voor gemene rekening. Ondernemers betalen btw, maar kunnen die vaak verrekenen. Sommige organisaties (ziekenhuizen en onderwijsinstellingen) zijn echter vrijgesteld van btw en dan is het zinvol om btw-kosten te voorkomen. Een geëigend middel hiervoor is het laten verrichten van diensten door eigen personeel, het zogeheten inbesteden.
In het verlengde hiervan bestaat de mogelijkheid voor ondernemers om personeel en andere kosten uit te wisselen met gelieerde organisaties. Dit voorkomt btw-heffing en staat bekend als „voor de gemene rekening”, een niet-wettelijk geregeld fenomeen. Het gaat om gemaakte kosten die aan meerdere rechtspersonen kunnen worden toegerekend volgens een reële verdeelsleutel die, eenmaal overeengekomen, niet meer mag worden aangepast.
De Belastingdienst en de rechter kijken echter steeds kritischer naar dergelijke structuren en er kleven arbeidsrechtelijk risico’s aan. Dit laatste speelt bijvoorbeeld als twee ondernemingen samen een receptie delen; de receptioniste kan slechts met één werkgever een overeenkomst hebben, al hebben beide ondernemers zeggenschap. Als niet alle betrokken organisaties de werknemer aansturen, accepteert de rechter niet dat de loonkosten onbelast (btw-vrij) worden gedeeld.
Waar veel gebruikers evenmin bij stilstaan, is dat alle werknemerslasten verdeeld moeten worden. En zo kan de inlenende werkgever die rekent op btw-besparing ineens geconfronteerd worden met een gedeelte van de ontslagvergoeding die de uitlenende werkgever moet betalen. Kortom, de auteur adviseert dan ook deskundige advisering alvorens in deze schijnbaar aantrekkelijke constructie te stappen.
Het is bekend dat behalve de positie van de werknemer ook die van de ambtenaar ter discussie staat. Zo is het wetsvoorstel van Koser Kaya aanhangig dat moet leiden tot normalisering van de rechtspositie van ambtenaren. Deze benaming geeft aan dat het uitgangspunt is dat ambtenaren qua rechtsbescherming beter af zijn dan werknemers; een algemeen heersend beeld. Daarom is de analyse van mr. Oudenhuijsen in ArbeidsRecht 11 belangwekkend. Zij werkt uit dat ambtenaren bij ontslag vaak slechter af zijn dan gewone werknemers.
Als een overheidswerkgever een besluit neemt over de positie van de ambtenaar, is deze verplicht in bezwaar te gaan, anders blijft het besluit definitief. De ambtenaar is derhalve gedwongen om te procederen, met alle kosten van dien. Vervolgens toetst de bestuursrechter anders dan de kantonrechter terughoudend. Als de ambtenaar het besluit al met succes laat vernietigen, heeft de overheidswerkgever vaak de gelegenheid om een nieuw, verbeterd besluit uit te brengen, waarmee de procedure weer opnieuw begint. Een belangrijk verschil is immers ook dat de ambtenarenrechter achteraf het handelen van werkgever toetst, terwijl de kantonrechter vooraf moet oordelen over de toelaatbaarheid van ontslag.
De doorlooptijd van procedures in het bestuursrecht is fors langer dan die tussen werkgever en werknemer. Ook de financiële aanspraken bij ontslag zijn een stuk lager. Waar civiele partijen door de kantonrechtersformule doorgaans weten waar ze aan toe zijn, is de ambtenaar afhankelijk van een opgebouwde aanspraak op wachtgeld, die dan gedeeltelijk wellicht ineens kan worden verzilverd. De auteur wijst er bovendien op dat de bestuursrechter niet royaal is in het toekennen van compensatie. Uiteindelijk kan een ambtenaar derhalve snel op straat staan met verlies van inkomen. De auteur concludeert dat aanpassing van het ambtenarenrecht nodig is, teneinde het verschil in rechtsongelijkheid met de werknemer recht te trekken.
Veel vakbladen leveren commentaar op de regeringsplannen voor diverse rechtsgebieden. Behalve de ontslagrechtvoornemens moeten vooral plannen voor strafrecht het ontgelden. Critici menen dat de harde lijn in de strafrechtelijke sfeer te veel wordt doorgezet, aldus Advocatenblad 16. Alberdingk Thijm ziet de plannen als bedreiging voor de privacy: „Nederland is het land waar telefoons het meest worden afgeluisterd. Daar komt computervredebreuk nu nog bij.” Hij wijst erop dat eenmaal verleende bevoegdheden nooit meer worden teruggedraaid.
Ook wetenschappers bekritiseren deze bewindslieden. Prof. Tjittes wijst in het blad Mr. op de veelzeggende nieuwe naam van Justitie: het ministerie van Veiligheid: „Een naam die het ministerie ook draagt in landen als Pakistan en Iran.” Prof. Sutorius merkt in dit blad op dat aan deze bewindslieden een hertentamen in de criminologie of het constitutionele recht zeer zou zijn besteed: „Opstelten zou zich in een scriptie kunnen buigen over de gevaren van vormen van verscholen klassenjustitie voor de samenleving. En Teeven zou ik graag eens tentamineren over de effecten van de kale gevangenisstraf.”
Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren? focus@refdag.nl