Otto Eerelman, Groninger kunstenaar
Zelfs onder de dierschilders heeft ieder zijn specialisme; Henriëtte Ronner-Knip en Cornelis Raaphorst schilderen nagenoeg alleen poezen, Wouterus Verschuur en Philips Wouwermans vooral paarden, Constant Artz met name eendjes. Otto Eerelman (1839-1926) is breder.
Op veel van Eerelmans schilderijen zijn dieren terug te vinden. Paarden en papegaaien, honden en herten, koeien en kuikens, bokken en bavianen. Alleen op poezen heeft hij het kennelijk niet zo. Daarvan is maar één schilderij van zijn hand bekend. Daarnaast heeft hij echter een breed oeuvre: genrestukken, portretten, landschappen en stillevens; hij draait nergens zijn hand voor om.
Te licht bevonden
Otto Eerelman grijpt op zijn tachtigste verjaardag naast een onderscheiding tot ridder in de Orde van de Nederlandse leeuw, want Hare Majesteit vindt hem daarvoor als kunstenaar niet belangrijk genoeg. Ondanks dat koningshuizen in binnen- en buitenland hem wel weten te vinden voor belangrijke opdrachten. Want Eerelman is tijdens zijn leven al beroemd. Hoewel hij vasthoudt aan zijn romantische schilderstijl; het impressionisme laat hij ongemoeid aan zich voorbijgaan. Dus gaat de dan moderne kunstwereld –waarin impressionisme de boventoon voert– aan hem voorbij.
De eerste monografie over Otto Eerelman is uit. Niet als onderdeel van een tentoonstelling, niet vanwege een afgerond geboorte- of sterfjaar. Het boek komt gewoon op de markt omdat schrijver Harry J. Kraaij ermee klaar is.
Kraaij schreef eerder een biografie over Henriëtte Ronner-Knip. Die beviel de kunstverzamelaar Adriaan Strating wel en hij gaf Kraaij opdracht voor een monografie over Otto Eerelman. De beurshandelaar Strating vond het kennelijk handig zijn collectie Eerelmans geboekstaafd te zien. Het is altijd goed voor de prijs van een schilderij als het is gedocumenteerd en afgebeeld in een boek, zeker in een monografie.
Vier jaar later is het boek klaar en ligt het in de boekwinkel. Voor een heel redelijke prijs, want de monografieën van bijvoorbeeld Cornelis Springer en Frederik Kruseman kostten bij verschijning al 275 gulden. Wie begint te bladeren in het boek over Eerelman stopt pas op bladzijde 200; als het boek uit is.
Eigenzinnig
Otto Eerelman vecht zichzelf een weg naar bekendheid in de kunstwereld. Afkomstig uit een geslacht van wolkammers, dienstmeiden en barbiers krijgt hij van huis uit weinig aanmoediging. „Veeleer deden zijn ouders al het mogelijke om het smeulende kunstenaarsvuur in het tengere en niet sterke ventje te doven”, aldus de huisarts van de familie. Op vijftienjarige leeftijd komt Eerelman toch terecht op de Teeken-academie in Groningen. Later vervolgt hij zijn opleiding aan de Academie in Antwerpen, krijgt les van De Keyser en de Fries-Engelse Lawrence Alma Tadema, en specialiseert zich in portretten en historische taferelen.
Na 1874 verhuist de jonge Eerelman naar Brussel, waar hij zich bezighoudt met interieur- en genrestukken. Als hij een jaar later naar Den Haag vertrekt, gaat hij marktscènes met paarden schilderen. Dan is hij klaar voor het grote werk: historiestukken. Maar volgens Kraaij is de vraag naar historische taferelen dan op zijn retour. Eerelman gaat zich toeleggen op genreschilderijen; op honden en paarden, beelden van het circus en de jacht, op anekdotiek. Zo bouwt hij een goed bestaan op, met de rijke Groningse burgers en de adel als belangrijkste opdrachtgevers.
In 1907 betrekt de schilder een huis in de Herestraat in Groningen en wordt een beroemdheid; een plaatselijke notabel. Journalist en schrijver Ab Visser schrijft er later over: „Zijn populariteit was zo groot, dat wij als kinderen dachten, dat hij als kunstenaar onmiddellijk na Rembrandt kwam, om op oudere leeftijd tot de ontdekking te komen, dat men buiten de Herepoort zo goed als nergens van hem gehoord had.” In de kunstwereld was veel meer belangstelling voor de nieuwe richting: het impressionisme en de Haagse School.
Toch zijn Eerelmans schilderijen populair, vooral dankzij de keuze van zijn onderwerpen –paarden en andere huisdieren– die de Groningers aanspreken. Bovendien heeft de kunstenaar indrukwekkende contacten met het koningshuis. Zijn faam levert hem in Groningen de bijnaam van ”de noordelijke Rembrandt” op. Eerelman kan goed van zijn werk leven. Sterker nog, bij zijn dood blijkt hij een vermogend man, naar de huidige maatstaven een miljonair.
Volwaardig genre
Het openluchtmuseum Het Hoogeland (Warffum) verzorgde in de tweede helft van 2000 een overzichtstentoonstelling van werk van Eerelman. Daarna bleef het stil, hoewel de prijzen van het werk van Eerelman behoorlijk in de lift zitten. De schilderstukken van Eerelman zijn verspreid over diverse musea, soms op zaal, vaak in depot. Wie werk van Eerelman wil zien kan ook terecht in diverse kunsthandels. Simonis & Buunk in Ede heeft momenteel een negental werken van Otto Eerelman in bezit. Enkele weken geleden kocht Frank Buunk een sleescène waarin drietal arrensledes een eenheid vormen met het besneeuwde decor.
Met de werken van Strating, het Groninger Museum en diverse kunsthandels zou een goede overzichtstentoonstelling van Eerelman samen te stellen zijn. Het zou, volgens Kraaij, „niet alleen interessant zijn voor Groningen. Het specialisme waarmee Eerelman beroemd is geworden –de dierschilderijen– wordt nog steeds te laag ingeschat in Nederland. Met een goed overzicht kun je Eerelman én een volwaardig genre recht doen.” De catalogus ligt al gereed.
Boekgegevens
”Otto Eerelman, 1839-1926, Groninger kunstenaar”, Harry J. Kraaij; uitg. Scriptum Art, Scheidam, 2012; ISBN 978 90 5594 843 7; 200 blz.; € 29,95.