Bronbeek bestaat anderhalve eeuw
ARNHEM – Het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek bestaat komend jaar anderhalve eeuw. Het neemt een centrale plaats in in de herdenkingscultuur rond de periode dat Indonesië nog Nederlands-Indië was.
Dappere soldaten en onderofficieren die te oud waren geworden om in Nederlands-Indië te vechten of die daar gewond waren geraakt, hadden in Nederland recht op een rusthuis. Met die gedachte schonk koning Willem III in 1859 zijn Landgoed Bronbeek, bij Arnhem, aan de Staat der Nederlanden. Op 19 februari 1863 opende Koloniaal Militair Invalidenhuis Bronbeek de deuren. Een rusthuis was het overigens niet helemaal: tot ver in de vorige eeuw gold een arbeidsplicht tot het tachtigste levensjaar.
Er wonen nog steeds veteranen op Bronbeek. Een enkele hoogbejaarde heeft gevochten in de nadagen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), maar de meeste bewoners komen uit andere krijgsmachtonderdelen. Bronbeek heeft tegenwoordig plaats voor maximaal vijftig bejaarde oud-strijders onder de rang van officier. Sinds 1970 is Bronbeek opengesteld voor anderen dan oud-KNIL’ers. Sinds 1863 woonden er zo’n 6150 militairen op het landgoed.
Bronbeek gold tot het midden van de vorige eeuw als symbool van de superioriteit van het Nederlandse gezag in Nederlands-Indië. Het statige witte huis wemelde van de trofeeën en onderscheidingen, zodat Nederlanders konden zien welke „grootse daden” het Oost-Indische leger verrichtte. Zo was het lang de gewoonte om schedels van verslagen tegenstanders uit de kolonie te exposeren, met naam, plaats en jaartal van de zege.