Drie ondernemers blikken terug en vooruit
Barre tijden? Of valt het mee in de praktijk? Terwijl in 2012 het aantal faillissementen een nieuw hoogtepunt bereikte, vertellen drie ondernemers over hoe het hun dit jaar verging en geven zij hun visie op 2013.
„Laten we gewoon zeggen dat het goed gaat”
Stellen dat Aannemers- en Timmerbedrijf Roozemond uit Stavenisse momenteel de zwaarste periode doormaakt in zijn bestaan, voert te ver. Daarvoor bestaat het bedrijf simpelweg al véél te lang.
Uit onderzoek bleek onlangs dat Roozemond zich –met 1650 als oprichtingsjaar– zelfs mag rekenen tot de drie oudste familiebedrijven van Nederland.
Directeur Leen Roozemond (53) –de tiende generatie– tracht met vier werknemers zijn brood te verdienen in een sector die als geen ander de klappen krijgt van de crisis die in 2008 begon en sindsdien niet meer is weggeweest. Anno 2012 verliezen er wekelijks zo’n 250 bouwvakkers hun baan en gaan er 25 bouwbedrijven over de kop.
Vergeleken met die misère vergaat het zijn bedrijf zo slecht nog niet, stelt Roozemond. „We hebben nog geen mensen naar huis hoeven sturen. Gelukkig niet. Ik probeer hen zo lang mogelijk vast te houden.”
Toch merkt ook hij de gevolgen van de crisis. Waar klanten vroeger zijn loods kwamen binnenwandelen, vroegen wat een klus zou kosten en vrijwel direct „Oké, doe maar”, antwoordden, moet er vandaag de dag fors harder worden gewerkt om opdrachten binnen te slepen. De orderportefeuille, die voorheen zomaar voor anderhalf jaar was gevuld, stokt nu bij een maand of drie.
Voor zijn gevoel staat de gedaalde vraag naar verbouwingen, nieuwbouw en onderhoud niet los van het beleid van banken om minder scheutig te zijn met hun kredietverlening. Daardoor stokt het treintje dat vroeger door bleef stomen. Roozemond: „Als voorheen iemand een nieuwe woning liet bouwen, zette dat in de regio een hele keten in gang, waardoor er zomaar vier tot vijf woningen extra werden doorverkocht. Iedereen had daar dan werk aan. Nu storten we ons met soms wel tien bedrijven tegelijk op offertes voor relatief kleine klussen.”
Roozemond graaft in zijn geheugen tot de jaren tachtig om een vergelijkbare periode te benoemen. Toch is de huidige crisis volgens hem wel van een andere orde. „Destijds was vooral de rente hoog, wat mensen in betalingsproblemen bracht. Nu is er sprake van een brede vertrouwenscrisis. Er is best nog geld, maar mensen durven het niet uit te geven en wachten af. Soms denk ik: We maken elkaar te bang. Laten we gewoon zeggen dat het goed gaat. Dat zou helpen.”
Of 2014 het jaar wordt waarin de bouw weer aantrekt, zoals branchevereniging Bouwend Nederland onlangs stelde, durft Roozemond niet te zeggen. „We moeten afwachten. Eerst zei men dat het in 2011 weer beter zou gaan. Toen werd het 2012. Komend jaar gaat het ook niet meer gebeuren.”
Goed werk blijven leveren met een breed palet aan diensten, dat is wat Roozemond in 2013 wil doen. „Ik hoop dat we dit overleven, dat we als bedrijf overeind blijven”, zegt hij. Als dat lukt, dan hoeft opvolging voor Roozemond –in tegenstelling tot veel andere familiebedrijven–geen probleem te zijn: zoon Leendert (21) –de elfde generatie– staat al klaar om over enkele jaren het stokje van zijn vader over te nemen.
„Wij lokken mensen uit hun huis naar onze winkel”
Opeens, na een heel gesprek over de nieuwe uitdagingen én zorgen waar de kledingbranche mee te maken heeft, zegt Erik Voortman (32) van Voortman Mode in Rijssen: „Het is fantastisch hoor.”
Dat klinkt als een verrassing, na berichten van vorige week over een verwachte krimp van 3 procent over dit jaar, en waarschijnlijk een krimp van 2 procent in 2013, voor de kledingbranche. Volgens het economisch bureau van ING komt dat door het lage consumentenvertrouwen. En in 2020 zou maar liefst 30 procent zijn of haar kleding online kopen.
Het was „iets minder” dit jaar, zegt Voortman voorzichtig. Hij behoort tot de derde generatie Voortmannen die bij de modewinkel (800 vierkante meter) betrokken zijn. „Vroeger hadden we hier meer hogere bestedingen, aan het begin van het seizoen. Nu komen klanten vaker terug en geven ze kleinere bedragen per keer uit. Dat is geleidelijk gegaan, het is niet alleen iets van 2012.” Voor dat lagere bedrag moeten de verkopers relatief veel doen. „Wij hebben het over het H&M-effect. Klanten hebben elders een jurkje gekocht en zoeken er bij ons een jasje bij, met een sjaal. Ze kopen niet meer vanzelfsprekend een hele outfit op één adres. Daar spelen wij op in.”
Voortman: „Wij hebben alleen een stenen winkel, geen webshop. Voor ons is het de kunst om mensen uit hun huis naar onze winkel te krijgen. Daar werken wij voortdurend aan: dat iemand de auto pakt of op de fiets stapt en naar ons toe komt.”
Acties en prijsverlagingen zijn niet het enige antwoord. Voortman zoekt het in service, maatwerk, attenties. Zodra er een advertentie van Voortman in Terdege of het Reformatorisch Dagblad staat, merkt hij dat mensen diezelfde avond op de website gaan zoeken of ze dat ene jasje van de advertentie kunnen vinden. „Ze willen vervolgens best naar de winkel komen. Een blazer van 200 euro bestellen via internet – dat blijft toch een beetje eng. De fysieke winkel heeft sfeer, een verkoopster denkt mee over een sjaal. Voor ons is dat natuurlijk belangrijk, maar klanten willen dat ook. Als de mouwen van het jasje korter moeten, regelen wij dat. En de koffie staat altijd klaar.”
In één ding heel goed zijn, daarnaar streeft Voortman met zijn zaak. En dat is klantgerichtheid. Daarin wil hij ver gaan, dat is zijn speerpunt voor 2013. Als iemand online een trui ziet van een merk dat Voortman verkoopt, probeert de kledingman die trui te pakken te krijgen zodat hij hem kan leveren. „Daar ga ik dan wel zwaar mijn best voor doen, ja. Al kan ik niet altijd garanderen dat ik ’m de volgende dag heb.” Aan kanalen om dat gestroomlijnd te laten verlopen, wordt hard gewerkt. „Verder behandelen wij een klant die 79 euro te besteden heeft hetzelfde als iemand die 479 euro uitgeeft. Als je dat niet doet, val je hopeloos door de mand.”
Vanwege de economische situatie past hij wel zijn kostenbeleid aan –„over een dure papieren tas denk je dan beter na”– maar „heel zenuwachtig” zal hij niet worden. „Dat straal je uit naar het personeel, en zij stralen de bezorgdheid weer uit naar de klanten, en dan zijn we verder van huis.”
„Klanten tellen eerst hoeveel gasten er op het feestje komen”
„Wat je duidelijk merkt, is dat de consument vandaag de dag bewust koopt”, stelt Marius van den Steenhoven (44) vast. Hij runt een brood- en banketbakkerij in Werkendam, met vijftien personeelsleden.
„Voorheen kwam een klant om tien of twintig gebakjes, een afgerond aantal, maar vandaag de dag telt hij eerst hoeveel gasten er komen op zijn feestje, en dan bestelt hij er zeventien of negentien. Hij is veel meer bezig met wat hij precies nodig heeft, hij is echt aan het rekenen, er is sprake van doelgerichte aankopen.
We hebben wel eens zogenaamde toonbankacties, een artikel dat je voor een leuk prijsje aanbiedt. Een op de zo veel keer is het dan bingo. Maar het valt ons nu erg op dat als iemand dat product koopt, hij iets anders laat staan. Ook weer: bewust kopen dus.”
Van den Steenhoven constateert verder een verschuiving van het publiek. „Degenen die aan de bovenkant zitten en die anders vaak buitenshuis gingen eten, doen dat nu minder, maar kopen wel wat meer lekkere dingen om thuis van te genieten en zij kiezen daarbij voor een goed product. Aan de onderkant vertrekken er klanten, die gaan op zoek naar toch goedkopere producten. Tegelijk ervaar je trouwens dat die mensen soms zichzelf ook wel eens willen verwennen, dat ze af en toe geld opzijleggen om zichzelf een keer te kietelen. Je ziet mensen verdwijnen, maar je ziet anderen juist komen. Puur een verschuiving.
Per saldo merken wij daardoor in de omzet weinig van de crisis. Je kunt stellen dat wij niet erg conjunctuurgevoelig zijn”, aldus de Werkendamse bakker.
Hij biedt sinds kort brood aan dat een dag oud is voor 1 euro. „Daar zie je een specifieke doelgroep op afkomen. Wij houden daardoor minder brood over. En je krijgt leuke reacties. De klanten merken weinig verschil, geven ze aan. Brood van Albert Heijn moet je binnen een dag opeten, brood van de warme bakker blijft wat langer vers, het is niet zo snel droog; dat zeg ik dus niet, dat horen we.”
Als het gaat om oliebollen lijkt de consument niet krap te kijken. Van den Steenhoven: „Ik weet nog dat vorig jaar sommigen hier de deur uitgingen met zo veel zakken dat ik dacht: Die krijgen de halve straat op visite. Daar sta je echt van te kijken. En ik verwacht niet dat we er dit jaar minder zullen moeten bakken. De oliebol is bij ons zeker geen afspiegeling van de crisis.”