Immanente prediking doodssteek voor de kerk
De prediking verkeert in een crisis, betoogt dr. A. Prosman. Zelfs in de verkondiging wordt de mens teruggeduwd in zijn eigen menselijk bestaan.
Proberen om greep te krijgen op de tijd is net zoiets als water proberen vast te pakken. Dat lukt je niet. Het water glipt je aan alle kanten door de vingers. De tijdgeest is net zo ongrijpbaar. De tijdgeest is een soort alomvattend raamwerk van waaruit de mens denkt, leeft, de dingen beoordeelt.
Het Nieuwe Testament kent niet de letterlijke uitdrukking ”geest van de tijd”. Maar we komen wel uitdrukkingen tegen die daar nauw verband mee houden. Het Nieuwe Testament spreekt van de geest van deze wereld (1 Korinthe 2:12), de god van deze eeuw (2 Korinthe 4:4) en over de duisternis van deze eeuw (Efeze 6:12). Dat zijn verwante begrippen.
We moeten hierbij bedenken dat als we het hebben over ”de geest van deze eeuw” dit niet duidt op de 1e eeuw na Christus of op de 21e eeuw na Christus, maar op de tijd en de situatie waarin de wereld tot aan de wederkomst verkeert. Het is een tussentijd waarin het erom spant. Waarin alles in toenemende mate gericht is op het allerlaatste, op het einde.
Het is alsof de Bijbel daarmee wil zeggen: er zijn verschillende tijden, er hebben zich grote veranderingen voorgedaan, er zijn breuklijnen en revoluties in de geschiedenis, maar uiteindelijk maakt het allemaal niet zo veel uit: er is één geest van de tijd, één god van deze eeuw. De vormen en gedaanten veranderen, maar ten diepste is het één macht die de komst van Gods Koninkrijk de voet dwars zet.
Kenmerken
Wat zijn de kenmerken van de huidige geest van de tijd? Onlangs verscheen het boek ”Borderline times” van psychiater Dirk de Wachter, hoogleraar psychiatrie aan de Katholieke Universiteit Leuven. De titel van het boek is in feite een diagnose. Als arts stelt hij een diagnose van de samenleving en concludeert hij dat deze tijd lijdt aan borderline. Deze diagnose kent negen symptomen. Drie symptomen werk ik nader uit.
Het eerste symptoom is verlatingsangst. We leven in een tijd van individualisering en individuele vrijheid. Die vrijheid mag dan wel het hoogste goed zijn sinds de verlichting, ze heeft ook een prijs, en dat is een toenemende eenzaamheid.
Individuele vrijheid en geborgenheid zijn twee zaken die onmogelijk te combineren zijn. We willen zelf ons leven doel en richting geven en tegelijk geborgenheid ervaren. Dat leidt tot verlatingsangst, namelijk angst dat de geborgenheid die je geniet je elk moment ontnomen kan worden.
Een tweede kenmerk van deze tijd is het hebben van instabiele en intense relaties. De relaties die de postmoderne mens met zijn medemens aangaat, zijn veel intenser dan die in vorige tijdperken, maar ze worden tegelijkertijd gekenmerkt door verregaande instabiliteit. Zo zijn relaties ‘consumptiegoederen’ geworden en dus inwissel- en vervangbaar. In een relatie is bijgevolg enkel nog aandacht voor de goede dagen; de kwade dagen mogen er niet meer zijn. Want als die komen, knopen we een nieuwe relatie aan. Het probleem voor de toekomst, zo houdt De Wachter ons voor, zal het ontbreken van hechting zijn. Je echt aan elkaar verbinden.
Een derde kenmerk is onaangepaste agressie. Daarmee wordt bedoeld dat iemand geen controle heeft over zijn eigen boosheid. Deze onaangepaste agressie kan zich op allerlei wijzen voordoen. Het is het geweld van Anders Breivik, het geweld op een feest in Haren, op een basisschool in Newtown, het is het geweld van de strandrellen, het geweld dat in de zomer van 2011 Londen voor een deel in brand zette.
Het gevaarlijke van deze agressie is dat mensen geweld gebruiken als een middel om hun leven nog zin te verlenen. Het is een uiterste poging, zo meent De Wachter, om aan een zinloos leven toch zin te verlenen. Vandaar dat het niet uitmaakt wie zij doden: of het nu toevallige voorbijgangers zijn of schoolkinderen of mensen met een andere huidskleur. Er hoeft geen vijand te zijn, die de woede opwekt. Het is juist andersom: er is woede en daarom kan iedereen de vijand zijn, op elk moment. En daarom kan dat geweld op elk willekeurig moment losbarsten. Dat is heel beangstigend.
Navolging
Hoe moeten we ons als christenen verhouden ten opzichte van de tijdgeest? Ik heb geen recept. Het is moeilijk daar iets zinnigs over te zeggen. Moet de kerk iets doen? Maar, wie of wat is de kerk? De kerk, dat zijn wij. Wij lopen Christus dikwijls voor de voeten en staan Hem in de weg. Navolging is altijd een lastig punt geweest. Christus volgen, waar Hij ook heen gaat: wie doet dat en wie wil dat?
En toch: wat de kerk moet doen is kerk-zijn, gericht op Christus zijn, Hem toegewijd, bereid om Hem te volgen. Daar horen een paar dingen bij. In het kort het volgende.
- Laat de kerk leven in een antithetische solidariteit met de wereld. Wie alleen antithetisch is, loopt het gevaar hoogmoedig te worden. Want dan heeft de kerk de neiging om de wereld te veroordelen. Maar de kerk moet beseffen dat ze zelf deel is van de wereld die zij veroordeelt. Niet de kerk, maar haar boodschap is antithetisch. Dat is wel een verschil en dat verschil moet steeds in het oog gehouden worden, want anders verliest de kerk haar eerlijkheid en bescheidenheid.
Anderen zeggen dat de kerk solidair moet zijn met deze wereld. Vertelt het kerstfeest ons niet dat God zo solidair is met deze wereld dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft? En was Christus niet solidair met de lijdende mensen, met de zieken en bezetenen, toen Hij omging met de zondaren en de paria’s van de samenleving?
Christus werd echter niet gedreven door een halve solidariteit maar door een complete, omdat Hij de redding van mensen op het oog had. Dat laatste, redding, gaat veel mensen nu weer te ver. Solidair zijn is mooi, maar redding gaat te ver. Redding is niet humaan. Wij mensen willen verlossing door humaniteit, door de bronnen in onszelf te mobiliseren, maar wij willen niet horen dat zelfs de meest verfijnde en meest beschaafde humaniteit tekortschiet. Dat komt hard aan. Daar schuilt het diepste verzet.
- Laten we eenheid zoeken. Eenheid is meer dan samenwerking. De gereformeerde gezindte is een lappendeken van kerken. Moet dat zo blijven? Het water staat ons nog niet aan de lippen, en daarom zijn er verdeeldheid en gescheidenheid en wordt daarin volhard.
Er is inderdaad samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs en op maatschappelijk en politiek terrein. Je werkt als geestverwanten samen. Je werkt samen, omdat je elkaar nodig hebt. Als ik dit zo zeg, merken we dan niet dat de tijdgeest hier een duchtig woordje meespreekt? Is dat wat het Evangelie ons leert? Wie zich laat gezeggen door het Evangelie weet dat eenheid meer is dan samenwerken omdat je elkaar nodig hebt. Want dan gaat het toch ten diepste om het eigenbelang?
- Laat de verkondiging weer verkondiging mogen worden. Ik denk aan Lukas 2. Simeon gaat naar de tempel en ontmoet daar Jozef en Maria en het Kind Jezus. Wat daar gebeurt is een complete eredienst: er is een gemeente, Christus is er, de Heilige Geest is er, want Die wordt drie keer genoemd. Er is een preek die pure verkondiging is, omdat Christus wordt verkondigd.
Van Christus wordt gezegd dat Hij een licht is. Een licht dat een apocalyps is voor de volkeren (Luk. 2:32). Het licht dat Hij verspreidt is een onthullend, een ontmaskerend licht. Het kwaad van de wereld wordt aan het licht gebracht. Het geweld, de wreedheid, het bloedvergieten van de volkeren worden aan de kaak gesteld door het licht van Christus. Tegen deze donkere achtergrond krijgt Gods barmhartigheid diepe betekenis. Het licht van Christus betekent tegelijk heerlijkheid voor Israël. Het volk dat zijn eigen Verlosser kruisigde, zal toch heerlijkheid ontvangen. Dat zijn dingen die je niet zomaar kunt aflezen uit het wereldgebeuren. Dat is nu openbaring, en met die boodschap en die verkondiging staat de kerk in deze wereld.
Net als de verkondiging van Simeon moet de prediking in dit brede en wereldwijde kader staan. Prediking is grensverleggend. De verkondiging moet als een kathedraal zijn. De zware fundamenten en de hoge gewelven horen bij elkaar. Dat geeft een ruimtewerking waardoor de woorden die gesproken worden als het ware omhooggetild worden en de wereld ingedragen worden.
Maar wij zien het tegenovergestelde, namelijk dat prediking niet alleen vlak is, maar niet in staat lijkt te zijn om de kluisters van het immanente leven af te werpen. Want zelfs in de prediking worden we teruggeduwd in ons eigen menselijk bestaan. Hetzij op een vrolijke en eigentijdse manier: want de preek moet toch over ons concrete leven gaan? Of het gebeurt op een meer versluierde manier doordat de kerkgangers worden teruggeworpen op hun eigen bevinding.
Prediking is toch iets anders. De wanden moeten wijken. De wanden van ons bestaan kunnen het heil niet bevatten. Het moet niet over ons leven gaan. Ons leven moet uit z’n voegen barsten. Dan pas is het Woord aan het woord gekomen en hebben we iets vernomen van Gods stem, en, natuurlijk, dan gaat het ook over ons. Maar als de prediking steeds immanenter wordt, zal de kerk sterven.
De auteur is hervormd emeritus predikant. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij vrijdag verzorgde op de winterconferentie van studentenvereniging CSFR.