Optreden Paulus op Areopagus voorbeeld voor gereformeerde gezindte
Lezers die hopen dat ik er nu de beuk ingooi en prof. dr. W. J. op ’t Hof uit Urk eens stevig van repliek ga dienen, moet ik teleurstellen. In het dispuut over de refoparia’s haalde hij venijnig naar me uit maar dat neemt niet weg dat we het over een aantal feiten en over het verschijnsel van die bikkelharde refo’s redelijk eens zijn. Alleen duiden we die zaken anders. Kan gebeuren.
Wat ik voor mijn gevoel evenwel niet mag laten passeren, is een beschuldiging aan het adres van deze krant. Dr. Op ’t Hof zegt veel reacties van lezers te hebben gehad, waarbij kennelijk een patroon van ervaringen naar voren is gekomen. Dat patroon komt onvoldoende in deze krant aan bod, zo stelt hij. „Objectief gezien”, schrijft hij, „zou het geen kwaad kunnen als de eigen pers aan dit segment van de rechterflank van de gereformeerde gezindte meer (positieve) aandacht zou schenken.”
Nu is de hoofdredactie van deze krant zeer wel in staat om op deze aantijging te reageren en heeft ze mijn hulp daarbij vast niet nodig. Dat ik er toch op wil ingaan, heeft te maken met het feit dat ik bijna dertig jaar van die redactie deel heb uitgemaakt en van nabij heb kunnen zien hoe de hazen daar lopen.
Dr. Op ’t Hof suggereert dat er twee werelden zijn. De ene is die van de refoparia’s, zoals hij ze noemt, en de andere die van de redactie van deze krant. Hoe zou anders te verklaren zijn dat de redactie een blinde vlek heeft voor hetgeen er gebeurt in dat bepaalde segment van de rechterflank? Het is daar waar de wagen al meteen vastloopt. Want bij deze krant werkt een zeer gemêleerd gezelschap en ieder had en heeft zo zijn inbreng.
Er komt nog iets bij. Niet alleen de redactie bepaalt het beleid, er staan ook nog toezichthoudende organen achter die zo nodig dat beleid bijsturen. Die bestaan voor een deel ook uit mensen uit dat bewuste segment. Ik heb nooit het idee gekregen dat zij tijdens de vergaderingen voortdurend uiltjes knapten. Integendeel, mag ik wel zeggen.
Ik schreef ook dat ik het beeld herkende dat dr. Op ’t Hof schetste over meisjes die op school werden gepest vanwege hun kleding. Daarover heb ik namelijk in deze krant een en andermaal gelezen. Op de jongerenpagina’s is kleding al langere tijd een thema. Zelfs zeer recent was dat nog het geval.
Het is niet mijn bedoeling om het redactiestraatje nu eens helemaal schoon te vegen. Alles kan altijd beter. Maar dat er sprake zou zijn van een stelselmatige vertekening of verzwijging, dat wil er bij mij niet in. Als dat zo is, heeft genoemd segment zijn ongenoegen daarover in ieder geval goed weten te verbergen en hebben zowel de redactie als de toezichthoudende organisaties jarenlang de verkeerde kant op gekeken.
Dat brengt me op een andere kwestie. Zoals bekend, leeft het gevoel als paria’s te worden behandeld, niet alleen binnen het rechtersegment van de rechterflank (ja, het is ingewikkeld geworden) maar ook binnen de gezindte als geheel. Ik hoef slechts te verwijzen naar de grote zorgen die de laatste tijd zijn geuit over de bedreigingen die vanuit de samenleving en de overheid op de gereformeerde gezindte afkomen. Wat daarbij vaak onderbelicht blijft, is dat we niet gehouden zijn om alles maar lijdzaam over ons heen te laten komen. Dat is wel een beetje de traditie. We zijn afkomstig van de ‘kleine luyden’ en gedragen ons te vaak als makke schapen die zich gedwee naar een afgelegen hoekje van de samenleving laten drijven. Het is een bekende reflex om vanwege de non-conformistische opstelling in een hoekje op de bank te kruipen in afwachting van de dingen die komen gaan en het is ook nog een houding waar Bijbelteksten bij te bedenken zijn. Maar zelf kies ik dan toch liever voor het voorbeeld van Paulus, die op de Areopagus in Athene in debat ging met de intellectuele elite van die dagen. Zeker, hij werd op het eind vierkant uitgelachen, maar we weten ook dat sommige mannen hem aanhingen. Dat moet toch inspireren, zou ik denken.
Anders gezegd, we mogen ons best vaker presenteren en moeten niet alleen naar Urk of Apeldoorn bellen maar ook naar Hilversum. We moeten niet alleen in eigen kring waarschuwen dat er aan onze stoelpoten wordt gezaagd maar ook in NRC of voor het NOS Journaal aangeven wie we zijn en wat we voorstaan. Gelukkig gaat ons dat wel steeds beter af.
Ooit versloeg ik een SGP-jongerendag waar ook een verslaggeefster uit de Amsterdamse grachtengordel rondliep. De dame werd bestormd door jongeren die haar maar al te graag duidelijk wilden maken dat ze geen zombies uit een reservaat waren maar gewoon jongelui die met beide benen in de samenleving stonden en heel gezonde opvattingen huldigden. De journaliste wist niet wat ze meemaakte. Een van die jongeren, zo heb ik later van hem begrepen, was ene Kees van der Staaij. Hij is nu present op een podium waar hij als ambassadeur optreedt van de gereformeerde gezindte, allerhande flanken en segmenten daarbij inbegrepen.
Bedenk daarbij dat we eigenlijk allemaal ambassadeurs dienen te zijn.
Aan de bak, zou ik zeggen.
Lees ook: Pleidooi voor vereniging van refoparia’s
Lees ook: Paria’s in reformatorische kringen ter rechter- én ter linkerzijde