Opinie

Geld en goed

Het gebod ”Gij zult niet stelen” beschermt het persoonlijke eigendom. Toch is in veel moderne westerse wetgeving ook onteigening gelegitimeerd. De staat kan omwille van het algemeen belang eigendommen, bijvoorbeeld grond, tegen vergoeding onteigenen. Volgens Walter C. Kaiser jr. hebben de wetgevers dat bepaald niet van het Oude Testament geleerd.

Aza Goudriaan
24 December 2012 13:07Gewijzigd op 15 November 2020 00:59

Kaiser publiceert in het Journal of Markets and Morality (jaargang 15, aflevering 1, 2012) een beschouwing over ”Eigenaarschap en eigendom in de oudtestamentische economie”. Opvallend is vooral de nadruk op bescherming van het private eigendom, dat tot uiting komt in het Bijbelse gebod: Gij zult niet stelen. Kaiser wijst vooral op de bescherming van het landbezit die op diverse manieren in wetten en profetische geschriften tot uiting komt. Te denken is aan de herhaaldelijke veroordeling van het verplaatsen van grenspalen. Kaiser constateert ook dat er volgens het Oude Testament op landbezit geen belasting werd geheven. Verder beoogde het zogenoemde jubeljaar dat verkocht land eens per vijftig jaar weer terugkwam bij de familie die het oorspronkelijk bezat.

Volgens Kaiser vindt het onteigeningsrecht dat in het Westen gangbaar is sinds Hugo de Groot (”Over het recht van oorlog en vrede”, 1625) geen steun in het Oude Testament. Het land is van God. Mensen hebben het slechts in bruikleen als rentmeesters van Hem, en ook een koning van Israël heeft geen recht om land tegen de wens van de eigenaar te onteigenen.

Het zou interessant zijn om na te gaan hoe de voorgeschiedenis van Kaisers uitleg er precies uitziet. De Statenbijbel van 1637 vertolkt in elk geval in de aantekening bij 1 Samuël 8:9 de opvatting dat onteigening van land niet tot de legitieme bevoegdheden van een koning behoorde.

„Waarom zou toch in de hand van de zot het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, aangezien hij geen verstand heeft?” Deze intrigerende tekst uit het Spreukenboek (17:16) is het onderwerp van een exegetische analyse die James Alfred Loader, hoogleraar Oude Testament in Wenen, publiceert in HTS Teologiese Studies (jaargang 68, aflevering 1, 2012). Volgens de auteur biedt deze tekst zowel taalkundig als stilistisch de ruimte voor diverse uitleggingen. Loader somt er maar liefst dertien of veertien op die in de literatuur te vinden zijn. Hij verdeelt deze in vier categorieën.

De eerste uitleg komt erop neer dat zotheid ongeneeslijk is: zij kan zich de wijsheid nooit eigen maken. Het heeft geen zin als een zot daaraan geld spendeert: de poging gaat niet lukken. Een tweede exegese vestigt de aandacht op het geld. Dat is een totaal inadequaat middel als het erom gaat wijsheid te verwerven.

In deze tweede uitleg komt de zot vooral in beeld als iemand die op een gemakkelijke manier snel zijn doel wil bereiken. Daardoor demonstreert hij overigens eens te meer zijn dwaasheid, want dat gaat zo natuurlijk niet.

In de derde plaats is er een exegeet die deze omgang met geld en wijsheid vergeleek met prostitutie. Ten slotte kan de tekst in het licht van Psalm 73 ook verbonden worden met het Godsbestuur: hoe is het mogelijk dat juist een zot de beschikking heeft over geld? Dat verdient hij, als zot, helemaal niet te hebben! Loader constateert dat deze verschillende exegeses of gezichtspunten elkaar niet per se uitsluiten. Zij laten de rijkdom van de tekst zien.

Is er een verband vast te stellen tussen godsdienstigheid en financieel gedrag? Dan W. Hess, hoogleraar financiering aan de Seattle Pacific University, ondernam een poging om die vraag op een wetenschappelijk zorgvuldige manier te beantwoorden. Hij verantwoordt zijn methode en presenteert zijn bevindingen in het Journal of Religion and Society (jaargang 14, 2012).

Op basis van bestaande gegevens stelde Hess twee ranglijsten op, van zowel de meest religieuze als de minst religieuze regio’s in de VS. Voor die gebieden testte hij het verband tussen godsdienstigheid en financieel gedrag op persoonlijk niveau. Eerder onderzoek had al geconstateerd dat er op het niveau van het management van bedrijven een verband bestaat tussen hoge religiositeit en financieel risicomijdend bestuur.

Hess laat nu zien dat ook op het persoonlijk vlak mensen die wonen in gebieden met een hoge graad van religiositeit gemiddeld financieel behoedzamer opereren dan bewoners van gebieden die nauwelijks door godsdienstig meeleven gekenmerkt worden. Personen die leven in „gebieden met sterke religieuze normen” hebben gemiddeld „hogere kredietwaardigheid, minder creditcardschulden en minder executies en faillissementen.”

Voor Amerikaanse banken die hypotheken verlenen is het dus blijkbaar een zinvolle vraag: Bent u kerkelijk meelevend? Voor investeerders die op zoek zijn naar prudente managers geldt dan hetzelfde.

Aza Goudriaan is universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer