„Doop en besnijdenis naast elkaar”
NIJKERK – „Christenen uit de Joden voelen zich voor 100 procent christen en voor 100 procent Jood. Ze zijn niet alleen gedoopt maar ook besneden. Dat heeft betekenis voor de zin uit het doopformulier waarin staat dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is.”
Dat zei ds. A. Jonker donderdag tijdens de ontmoetingsdag van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond met de hervormde theologiestudenten in de Schakel in Nijkerk. Zo’n zestig studenten dachten met de hoofdbestuursleden na over de Bijbels-gereformeerde visie op het verbond.
Bondsvoorzitter ds. A. J. Mensink zei in zijn openingswoord dat het individualisme van deze tijd een groot gevaar is. „Het voert ons weg bij God en van het denken over het verbond.”
Prof. dr. G. H. van Kooten uit Groningen kon vanwege ziekte niet aanwezig zijn. Hij sprak de aanwezigen toe via een internetverbinding met webcam. De nieuwtestamenticus zei dat er in het Oude Testament sprake was van een aantal verbonden. Hij noemde onder meer de verbonden met Abraham, met Mozes en met David.
Het verbond met Abraham is universeel en geldt voor alle volken, aldus de hoogleraar. Het verbond met Mozes geldt alleen voor Israël en is niet van betekenis voor christenen. Het verbond met David, waarvan in de Psalmen gesproken wordt, noemde prof. Van Kooten „ambigu”: voor meerdere betekenissen vatbaar.
Ds. Jonker, hervormd predikant te Putten, leidde een workshop over het verbond en Israël. Volgens hem voelen Messiasbelijdende Joden in Israël zich 100 procent Jood en 100 procent christen. De jongens worden besneden, terwijl de leden van de gemeenten ook worden gedoopt.
Ds. Jonker: „Deze Joden denken meer in de lijn van een doorgaand verbond. De besnijdenis is een inlijving in het verbond met Abraham en de doop is een inlijving in Christus.”
De Puttense predikant verwees voor dat standpunt naar Paulus, die Timotheus, die van Joodse afkomst was, liet besnijden. „Paulus hield zich aan de Thora, niet om daardoor zalig te worden, maar omdat hij zo als Jood God kon dienen.”
Vervolgens kwam het doopformulier ter sprake, waarin staat dat de doop „in de plaats van de besnijdenis” is gekomen. Ds. Jonker stelde een nieuwe formulering voor: „Omdat de doop na en naast de besnijdenis gekomen is (…).” Zowel prof. dr. J. Hoek als prof. dr. G. van den Brink kon zich vinden in die formulering.
Prof. Hoek: „Deze redactie gaat niet in tegen de bedoeling van de opstellers van het formulier.”