Opvoedingscursus kan niet neutraal zijn
Naar schatting 80.000 kinderen zijn het slachtoffer van mishandeling door hun ouders of verzorgers. Aan (alleenstaande) ouders zou standaard een opvoedingscursus moeten worden aangeboden, zo pleitte prof. mr. J. E. Doek in de krant van zaterdag 12 januari. Drs. T. Klaassen-Booij
heeft bedenkingen bij dat voorstel. Zij vreest te veel overheidsinmenging in de opvoeding en vindt dat de consultatiebureaus al voldoende aan voorlichting over opvoeding doen. De Tweede Kamer debatteert binnenkort over de vraag of het nodig is om justitie in te lichten in het geval van overlijden van een kind. De recente gevallen van kindermishandeling hebben in de maatschappij een storm van morele afkeer doen ontstaan.
In dat kader pleitte prof. mr. J. E. Doek in een artikel in de krant van zaterdag voor het aanbieden van een opvoedingscursus aan alle (aanstaande) ouders. Hierbij gebruikt hij de argumentatie dat mensen voor het halen van een rijbewijs ook eerst intensief moeten leren. De veronderstelling dat ouders van nature in staat zijn tot de opvoeding van hun kroost, vindt Doek niet logisch.
Of een opvoedingscursus zoals door prof. Doek wordt voorgestaan noodzakelijk en wenselijk is ter bestrijding van kindermishandeling, is echter zeer de vraag. Ten eerste is het de vraag of het aanbieden van een dergelijke cursus niet te veel overheidsingrijpen impliceert. Ook is het zeer discutabel te pretenderen dat een dergelijke cursus neutraal in de zin van norm- en waarden-loos is of kan zijn. Ten derde vraag ik me af of een cursus die ’slechts’ leeftijdgerelateerde opvoedingsproblemen en mogelijke oplossingen noemt, niet een dubbelganger wordt van de reeds fungerende consultatiebureaus. Als laatste -maar niet als minste- is het de vraag of het vrijwillige karakter van de cursus met het oog op de doelgroep (risico-ouders) niet meteen het falen ervan insluit.
Paternalisme
Bij het geven van een opvoedingscursus, in de vorm zoals Doek aangeeft, zou volgens hem geen sprake zijn van te veel overheidsingrijpen. Nederland is echter als liberaal land toegespitst op de autonomie van het individu en om die reden wars van paternalisme. Waarom zou de overheid dan ingrijpen in zoiets persoonlijks als het opvoeden van kinderen door een cursus aan te bieden?
Bovendien is het zeer de vraag of een dergelijk paternalisme niet in strijd is met het recht op gezinsleven, zoals omschreven in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Doek beroept zich op de Zweedse situatie, waar de wetgever heeft bepaald dat kinderen met respect moeten worden behandeld en niet mogen worden onderworpen aan lichamelijke bestraffing of enige andere vorm van vernederende behandeling. Het probleem is echter dat deze Zweedse wet geen sancties kent en dus niet rechtens valt te handhaven.
Het recht op gezinsleven ziet onder meer op de keuzevrijheid die ouders hebben ten aanzien van de opvoedingsmethode voor hun kinderen. Mijns inziens wordt die keuzemogelijkheid van ouders door een dergelijke cursus aan te bieden te veel beperkt. Ouders worden daardoor immers al dan niet bewust in een bepaalde richting geduwd doordat zij oplossingen aangeboden krijgen die in de ogen van de overheid de enige juiste zijn.
Niet waardevrij
Doek geeft ook aan dat in de cursus geen waarden en normen door de overheid moeten worden opgelegd. Het is echter onmogelijk om neutraal te praten over opvoeden. Dit blijkt ook uit het interview. Doek geeft zelf al zijn mening over de felomstreden pedagogische tik. Die noemt hij „ongezond.”
Zo heeft iedereen een mening over bepaalde straffen die ouders aan hun kind kunnen geven. Wanneer is een pedagogische tik ongezond? Mag je helemaal nooit slaan? Wat is dan een alternatieve straf? Hoe moeten ouders die een zogenaamde traditionele opvoeding voorstaan hiermee omgaan? Zij keuren het gebruik van de tik voor de billen in bepaalde gevallen namelijk niet af. Voeden zij dan verkeerd op? Krijgen zij dan de maatschappelijke afkeuring over zich heen? Deze vragen geven aan dat opvoeden en derhalve een cursus over opvoeden, die ouders ervan moet weerhouden hun kind te schaden, onmogelijk is zonder toepassing van bepaalde ideeën over wat goed en wat fout is.
Al voorzien
Stel nu dat er toch een dergelijke waardevrije cursus zou kunnen worden ontwikkeld, is dat dan geen dubbel werk? Op de consultatiebureaus wordt deze informatie namelijk al uitgebreid gegeven. Te denken valt aan het alom bekende ”groeiboekje” of ”groene boekje” in de volksmond. Daarin staat allerlei informatie over wat kinderen op een bepaalde leeftijd kunnen of juist nog niet kunnen. Tevens staan er mogelijke oplossingen in genoemd bij bepaalde problemen. Ook is het mogelijk om zeven dagen per week 24 uur per dag bij dringende vragen of problemen telefonisch contact op te nemen. Deze bureaus kunnen kosteloos en vrijwillig bezocht worden.
Het merendeel van de ouders krijgt derhalve al informatie en oplossingen over problemen die zich voor kunnen doen tijdens de opvoeding. De toegevoegde waarde van de door Doek gepropageerde cursus lijkt dan ook nihil.
Naast de oudergroep die reeds opvoedingsinformatie ontvangt via de consultatiebureaus, is er een oudergroep die hiervan geen gebruikmaakt of wenst te maken. De vraag dringt zich op of de overheid deze mensen via zo’n vrijwillige cursus dan wel kan bereiken. De stelling valt te verdedigen dat juist deze groep vooral bestaat uit achterstandsouders met een verhoogd risico op gevallen van kindermishandeling. Een opvoedingscursus à la Doek met een vrijwillig karakter schiet dan ook zijn doel voorbij, daar juist deze groep waarschijnlijk geen gebruik zal maken van de cursus, evenmin als zij dat doet van de consultatiebureaus.
Meldingsplicht
Op geen enkele wijze garandeert een opvoedingscursus dat een foute visie van ouders op de opvoeding wordt bijgesteld. Het initiatief van Doek om kindermishandeling als probleem bij de kern aan te pakken is lovenswaardig, maar het middel dat daartoe moet dienen is onbruikbaar. Effectiever is wellicht om de informatie die via consultatiebureaus wordt aangeboden beter af te stemmen op de behoeften van ouders.
In plaats dat energie wordt gestoken in een opvoedingscursus verdient het andere voorstel van Doek meer aandacht: het voorstel om het melden van vermoedens van kindermishandeling -door wie dan ook- verplicht te stellen, met beschermingswaarborgen voor hulpverleners.
De auteur is orthopedagoog en is als praktisch pedagogische gezinshulp verbonden aan Siloah.