„Heilige gebeurtenis bij Maria niet zomaar prijsgegeven in Evangelie”
„Doch Maria bewaarde deze woorden alle tezamen, overleggende die in haar hart.” In Ecclesia (orgaan van de Vrienden van Dr. H. F. Kohlbrugge) schrijft dr. H. Klink erover, waarbij hij ook refereert aan het nieuwste boek van paus Benedictus XVI.
„De paus wijst op nog iets dat hij afleidt uit deze woorden. Maria moet de dingen waarover Lucas spreekt met een grote mate van discretie met zich hebben omgedragen. Jarenlang. Pas na haar sterven zijn ze voorzichtig doorgegeven. De paus schrijft heel mooi: „Ik zou hieraan willen toevoegen, dat hierin de verklaring ligt voor het laat naar voren treden van de overlevering die Maria’s stempel draagt. De verklaring ligt in de discretie van haar en van de kring om haar heen: de heilige gebeurtenissen in de morgen van haar leven konden niet aan de openbare overlevering worden prijsgegeven, zolang zij in leven was.” Zo wordt verklaarbaar dat Marcus (de eerste evangelist, geschreven rond 65 na Chr.) ze niet kende en Lucas, die meer dan tien jaar later schreef, wel. Lucas heeft voor hij schreef waarschijnlijk de vroegchristelijke gemeente van Jeruzalem, in ieder geval die van Antiochië bezocht en navraag gedaan naar hoe het allemaal gegaan was. Hij heeft de directe kring rond Maria leren kennen. Zo komen we aan de fragmenten uit de familiekroniek. Lucas heeft ze in alle voorzichtigheid opgeschreven en zo doorgegeven.
Het persoonlijke karakter van Lucas 1 en 2 wordt m.i. onderstreept door het volgende: De boodschap van de engel moet Maria overweldigd hebben en iets van extatische vreugde teweeggebracht hebben. We kennen de uitdrukking: „waar het hart vol van is, vloeit de mond van over.” Aan wie kon zij echter wat in haar omging kwijt? Bij wie kon zij zich uiten? De engel die haar ontmoette, gaf haar een wenk en bracht haar nicht Elisabeth ter sprake. Bij haar kon ze terecht. Iets van de vervoering in die ontmoeting van beide vrouwen, is nog te horen in wat Lucas daarover schrijft: „Wie ben ik dat de moeder mijns Heren tot mij komt?”, riep Elisabeth uit bij het horen van de stem van Maria. In de stem van Maria, die Elisabeth in de deuropening aanriep, moet iets van grote blijdschap en verwondering doorgeklonken hebben.
Jonathan Edwards, de bekende Amerikaanse prediker uit de 18e eeuw, vertelt in een boekje iets van wat zijn vrouw overkwam, toen zijn plicht hem enkele weken naar elders had geroepen. Het was juist in die weken dat zij zo onder de indruk gekomen van Gods glorie, grootheid en liefde, dat het haar bijna te machtig werd. Ze vertelde hem later wat er in haar omging. Ook haar buren en kennissen vertelden ervan. Het was alsof God in Zijn heiligheid haar met Zijn liefde omgaf, waardoor de aardse werkelijheid bijna te nauw werd! Dat het daarbij niet ging om een psychische overspannenheid blijkt wel uit het feit dat zij, terwijl zij toch iets van de hemelse, intense vreugde ervoer, haar gewone werkzaamheden verrichtte, zeer to the point was en zich met de kleinste dingen kon bezig-houden. Zou Maria iets dergelijks hebben meegemaakt? Gelukkig dat de engel haar verwees naar Elisabeth.”