„Belemmeringen voor opwekking moeten worden opgeruimd”
DORDRECHT – „De liefdeloosheid, onverdraagzaamheid en een geest van onderlinge kritiek onder kinderen van God is misschien wel de grootste belemmering voor een opwekking.”
Dat zei evangelist Teun van der Weijden woensdag tijdens een samenkomst in Dordrecht. Hij zei de bijeenkomst, onder het thema ”Belemmeringen voor opwekking”, georganiseerd te hebben uit verlegenheid. Van der Weijden gaf aan dat hij „zelf misschien wel de grootste belemmering voor een opwekking” was. De echte geestelijke doorbraak laat volgens hem op zich wachten. Toch zei hij ervan overtuigd te zijn dat God bezig is met Zijn Geest. „De ijver van de Heere zal het doen. Laten we staan naar vrede met God. Wanneer die vrede in ons hart is, begint mogelijk vandaag nog een opwekking”, aldus de Dordtse evangelist. Andere belemmeringen voor een opwekking zijn volgens hem onder meer: niet beleden zonden, geen vergevingsgezindheid, een wereldse levenswandel, gebedsloosheid en betweterigheid.
Ds. A. J. Mensink, de tweede spreker tijdens de samenkomst, merkte op „dat we bij onszelf moeten beginnen als het om opwekking gaat.” De hervormde predikant uit Krimpen aan den IJssel zei het Teun van der Weijden na: „Misschien ben ikzelf wel de grootste belemmering voor een opwekking. Heb ik mezelf niet tegen? Staan mijn stelselmatig gebrek aan waardigheid, zelfverloochening, eerzucht en zelfhandhaving een opwekking niet in de weg?”
Volgens de voorzitter van de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland „moeten we om een opwekking bidden als we geloven dat die in handen van God vastligt. Als God het niet verhoedt, gaan we zelf een opwekking organiseren. Maar het is Zijn welbehagen om niet alleen het middel maar ook de tijd voor een opwekking te bepalen. Wij moeten er tussenuit vallen.”
Ds. Mensink stempelde verder de kerkelijke verdeeldheid als een probleem. „Wij willen helder en duidelijk onze identiteit vormen door zelfhandhaving, zelfverheerlijking en zelfrechtvaardiging”, zei hij. „Als we als kerken scheuren, belijden we pas jaren later onze schuld.”
Schrijver en spreker Dirk van Genderen bekende eveneens zelf de grootste belemmering te zijn voor een opwekking. „Hoewel het mijn intens verlangen en gebed is dat er een opwekking komt, kan onze ijver daarvoor voor de Heere ook een belemmering zijn. We moeten met Daniël op de knieën en belijden dat wij gezondigd hebben.”
In de middagbijeenkomst sprak Aart Fraanje –oud-voorganger van de evangelische Morgenstondgemeente te Den Haag– over de vraag die Paulus aan de gemeente van Thessalonica stelde: Verwachten wij de Zoon van God uit de hemelen? „Met de bede op onze lippen of God de hemelen scheurde, kunnen wij door die scheur een kijkje nemen in de hemel om te zien wat Gods plan is. De vraag is: hoe staan wij er in deze tijd voor? We moeten niet iedereen napraten, maar heel persoonlijk antwoord geven op de vraag van Jezus aan Petrus: Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? Is dat niet het antwoord op de vraag wat een opwekking in de weg staat?”
J. den Admirant, Bijbelleraar in Hoogeveen, noemde ten slotte „ons gebrek aan tijd” als belangrijkste belemmering voor het doorbreken van Gods Geest. „We kunnen er ons geen voorstelling van maken en we hebben het ook nog nooit meegemaakt. En waar het ooit in ons land is gebeurd, duurde het maar kort. En waar het dreigt te gebeuren, staan we met bluswater klaar om het vuurtje te blussen.”
Volgens Den Admirant is „een opwekking een genadig keerpunt in een zondig dieptepunt.”