„Niet EU, maar Duitsland verdient Nobelprijs”
Doorslaggevend voor vrede in Europa was niet het Europese integratieproces, maar de naoorlogse Duitse metamorfose, stelt dr. Alfred Pijpers.
Vol trots hebben de EU-leiders maandag in Oslo de Nobelprijs voor de vrede in ontvangst genomen. Een mooi staaltje geschiedvervalsing, want we hadden al vrede in Europa vóórdat de Europese instellingen in 1951 op poten werden gezet. Ook in latere jaren is de rol van de EU op dit gebied marginaal gebleven. Door de mythe van de EU als supranationale ”vredestichter” te versterken, komen we steeds verder vast te zitten in de federale fuik.
Vrede werd het in mei 1945, toen de nazi’s waren verpletterd, de Duitse kanonnen tot zwijgen waren gebracht, de concentratiekampen waren bevrijd en de dodenmarsen ten einde kwamen. Niet Jean Monnet of Robert Schuman heeft die vrede gebracht, maar de geallieerde legers. Voorop die van de twee niet-Europese supermachten, Amerika en de Sovjet-Unie, en met een prominente rol voor een land dat nooit in de supranationale instellingen van Schuman en Monnet geloofd heeft: Groot-Brittannië. Ook de Poolse bijdrage aan de bevrijdingsstrijd was enorm. Veel groter dan die van Frankrijk, dat half met de nazi’s heeft gecollaboreerd.
Anders dan het Nobelcomité suggereert, vormde het Frans-Duitse strijdtoneel niet het zwaartepunt van de Tweede Wereldoorlog. Dat was de uitputtingsslag tussen Hitler en Stalin, met het arme Polen ertussenin. De euro staat voor vrede, hoor je vaak in Europese kring. Typisch Brusselse eigenwaan, want de twee belangrijkste Europese voorvechters van die vrede, Engeland en Polen, bevinden zich –welbewust– buiten de eurozone.
Na de oorlog werd het Duitse militaire potentieel afdoende beteugeld door de geallieerde bezettingsautoriteiten. Hervatting van eventuele Duitse agressie was dus al vóór de lancering van het Schumanplan en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) materieel onmogelijk geworden.
De EGKS had bovenal tot doel de West-Duitse economie onder Franse controle te stellen. De organisatie hield zich bezig met zaken zoals staalprijzen en steun aan mijnwerkers, en had nauwelijks militaire betekenis. Verder werden de Duitse herbewapening en toetreding tot de NAVO door allerlei internationale verdragen geregeld, niet langs supranationale weg.
Doorslaggevend voor de lieve Europese vrede was –en is– de naoorlogse Duitse metamorfose. Logisch gevolg van de totale militaire, politieke en ideologische ondergang van het Derde Rijk. ”Stunde Null” werd de basis voor wat Jürgen Habermas het moderne Duitse pacifisme noemt, de diepe morele overtuiging onder de Duitse regering en bevolking dat militair geweld, anders dan uit pure noodweer, volledig taboe is geworden.
Het wenkend perspectief van de gemeenschappelijke Europese markt heeft bij die metamorfose ongetwijfeld een handje geholpen. Maar de herboren politieke leiders en burgers van West-Duitsland hebben de Europese integratie mogelijk gemaakt, en niet andersom. De Amerikaanse atoomparaplu en de NAVO zorgden voor de rest.
Ook de val van de Sovjet-Unie, vrede op de Balkan en de gewelddadigheden in Noord-Ierland konden pas na Amerikaanse bemiddeling worden beëindigd. Het is dan ook een beetje overdreven om de EU „de grootste vredestichter uit de geschiedenis” te noemen, zoals de president van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, dat deed in zijn reactie op de prijstoekenning.
De prestigieuze vredesprijs komt op een moment dat er vergaande plannen worden uitgebroed voor een economische en politieke unie in Europa. Die zijn essentieel om de euro te handhaven, zo luidt het argument. Zonder verdere politieke integratie kan de muntunie niet standhouden, en dreigt Europa opnieuw ten prooi te vallen aan „chaos”, „verwoesting” en „oorlog.” Telkens weer wordt de oorlog erbij gesleept om er nieuwe Europese projecten door te drukken. Ook de Nobelprijs is koren op de federale molen. De tol is hoog: een kwijnende eurozone, een grote ballast aan nieuwe lidstaten met een twijfelachtige politieke reputatie, een Europees bestuur met een geringe democratische legitimiteit.
Jammer dat Berlijn nog steeds het zelfvertrouwen mist om zich te ontdoen van de communautaire vredesmythe en de daarbij passende federale dogmatiek. Hoewel Duitsland zelfstandiger is gaan opereren ten opzichte van Frankrijk, durft Angela Merkel uit angst voor het verleden geen echt nieuwe richting in te slaan.
Natuurlijk, de Tweede Wereldoorlog moet altijd op de harde schijf van het Duitse en Europese geweten blijven staan. Maar deze herinnering moet niet langer de koers van de Europese samenwerking in gijzeling houden. Er is geen dwingende noodzaak tot een supranationale politieke unie om de financiële crisis te bestrijden. Dat kan beter door economische groei, meer discipline, scherper toezicht en een drastische herinrichting van de eurozone. Zonder de schadelijke overdracht van sterke Duitse (en Nederlandse) bevoegdheden aan zwakke Europese instellingen, zoals een Europese begroting met een Europese minister van Financiën. Zelfs als de eurozone uiteenvalt is het nog steeds vrede in Europa. Niet het minst door toedoen van de Duitsers zelf.
De auteur is oud-docent politieke wetenschappen aan de Universiteit Leiden en onderzoeker aan Instituut Clingendael in Den Haag.