De jacht op oorlogsmisdadiger Klaas Carel Faber
„De oorlog wil je zo ver mogelijk van je werpen, maar stiekem vreet-ie je op.” Het is de verzuchting van oorlogsverslaggever Arnold Karksens in ”Het beestmensch. De jacht op Nedernazi Klaas Carel Faber”.
In dit boek beschrijft Karskens hoe hij gedurende vijf jaar probeert Faber achter de tralies te krijgen voor zijn wandaden in de Tweede Wereldoorlog.
Faber was als medewerker van onder meer de Sicherheitsdienst (SD) de schrik van mensen uit verzet. De oorlogsmisdadiger was betrokken bij diverse executies en ging dagelijks naar het beruchte Scholtenhuis in Groningen, een hoofdkwartier van de nazi’s, waar tientallen (verzets)mensen zijn gemarteld.
Karskens citeert onder meer uit het proces-verbaal van slachtoffer Pieter Dijkstra, die in het Scholtenhuis ernstig werd mishandeld door Faber en twee anderen. „Omdat ik niets wilde vertellen, ben ik toen door de drie SD’ers ernstig mishandeld. Een hield mijn hoofd vast, terwijl de beide anderen mij met groote kracht met de vuisten op en tegen het hoofd sloegen. Tijdens deze mishandeling viel ik op den grond en toen schopten zij mij met geweldige kracht tegen mijn lichaam. (…) Het gevolg van deze mishandeling was, dat het bloed uit neus, mond en ooren liep.”
Faber werd na de oorlog gevangengezet, maar wist in 1952 te ontsnappen en nam hij de wijk naar Duitsland. Daar kon hij tot zijn dood in 2012 als vrij man leven. Pogingen van Karskens om Faber alsnog op te laten sluiten, hebben niet mogen baten.
Karskens leert het levenspatroon van de oorlogsmisdadiger kennen. „Tot op hoogbejaarde leeftijd wandelt Faber op zondag door de bossen. Iedere zondag gaat hij eten in een restaurant en door de week winkelt hij graag.”
Ereschuld
Faber is niet happig op contacten met Karskens. De auteur belt aan en zegt via een speaker tegen de oorlogsmisdadiger: „U hoeft niet bang te zijn dat ik u iets doe, maar ik wil graag met u praten.” Faber: „Ik niet met u.” Karskens: „Ik ga niet weg zonder u te hebben gesproken.” Faber: „Dan kunt u lang wachten.” Als Karskens op 26 mei 2012 weer aanbelt bij de woning van de oorlogsmisdadiger, blijkt die te zijn overleden.
Bij zijn streven om Faber opgesloten te krijgen, vangt Karskens bij de Nederlandse autoriteiten nogal eens bot. Wel scharen politici als Teeven (VVD) en Roemer (SP) zich achter de onvermoeibare en moedige oorlogsverslaggever, die voorzitter is van de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden. „Op alle vlakken toont het Nederlandse overheidsbeleid sporen van een warboel. De voortvluchtige en ter dood veroordeelde Toon Soetebier, bewaker van kamp Erica en lid van de Arbeitskontrolldienst die jacht maakt op onderduikers (…) ontvangt vanaf zijn vijfenzestigste in het Zuid-Duitse Tübingen doodleuk een Nederlandse AOW.”
In het boek besteedt Karskens ook aandacht aan de invloed van de oorlog op zijn familie en hemzelf. Zo is oom en verzetsman Piet Koning in 1945 doodgeschoten. „Als ik Faber achter de tralies krijg, dan los ik een ereschuld in aan oom Piet Koning.”
Trots
Karskens is trots op zijn opa, ook verzetsman. „Op het laatst van zijn leven eet opa alleen Brinta, meer kan zijn lichaam niet aan, maar hij heeft mij geleerd om bij principiële zaken als goed en kwaad nooit een confrontatie uit de weg te gaan, in de wetenschap dat je morele superioriteit uiteindelijk je enige echte bezit vormt.”
Boekgegevens
”Het beestmensch. De jacht op Nedernazi Klaas Carel Faber”, Arnold Karskens; uitg. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2012, ISBN 978 90 450 22482; 223 blz.; € 18,95.