Driestar wil vasthouden aan het ideaal van Kuijt
Driestar Educatief heeft, als moderne hogeschool, een motto: diep én breed. De kweekschool van Kuijt anno 2012 ambieert daarmee in de voetsporen van de oprichter te treden. Bestuurder Rens Rottier: „Ik zie te veel studenten in twee werelden leven.” Toezichthouder Piet Vergunst: „Je moet je niet afhankelijk maken van een deel van de achterban.”
Op tafel ligt het vorige week gepresenteerde boek ”Wordt een heer!”. Het beschrijft de geschiedenis van de Driestar tot 1975. Auteur is VU-historicus dr. John Exalto. „Ik ben er blij mee, trots op”, zegt drs. Rens Rottier, voorzitter van het college van bestuur en derde opvolger van Kuijt. „We mogen ons bewust zijn van onze geschiedenis en daaraan onze identiteit ontlenen. Exalto heeft ook de schaduwzijden van het verleden eerlijk op papier gezet. Zijn boek geeft inzicht in het DNA van de Driestar.”
„Een van die schaduwzijden is dat Kuijt te weinig oog voor zijn gezin had, maar dat valt de Driestar niet te verwijten. Dat was zijn persoonlijke keus”, reageert drs. Piet Vergunst, voorzitter van de raad van toezicht. „Soms hoor je: Waren we nog maar in de tijd van Kuijt en Kersten. Het boek van Exalto corrigeert dat romantische beeld. Het doet niet aan heiligenverering, maar laat ons in de spiegel van de geschiedenis kijken.”
Wat springt er voor u uit?
Rottier, lid van de Gereformeerde Gemeenten: „Ik wist niet dat de kerkelijke strijd rond de Driestar zo hevig is geweest. Tussen kerken onderling én binnen kerken. In dat opzicht beleven we nu de rustigste periode in ons bestaan. Er zit nu iemand van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland in de raad van toezicht. Er is een tijd geweest dat dit kerkgenootschap zelfs niet werd genoemd in de statuten.”
Vergunst, behorend tot een hervormde gemeente: „Het heeft mij geraakt op welke wijze ds. G. H. Kersten eigen scholen stichtte. Zijn standpunt was: lokaal isoleren, landelijk samenwerken. Hoeveel protestants-christelijke scholen zijn daardoor qua identiteit teloorgegaan? Ds. Kersten zette door, ondanks protesten van de predikanten Kok en Den Hengst.”
Wat heeft u geleerd van Kuijt?
Vergunst: „Dat je als school loyaal moet zijn aan je grondslag, tegelijk je niet in eigen kring moet laten opsluiten. Je moet je niet afhankelijk maken van een deel van de achterban. Kuijt zei daarom: Niet Comrie en Van der Groe, maar Luther en Calvijn zijn onze bronnen. Dat was niet alleen zijn strategie om een brede doelgroep te binden, maar ook zijn innerlijke keuze.”
Vallen de Driestar en de refozuil samen?
Rottier: „Ze hebben nooit één op één gepast. De Driestar komt door de onderwijsadviesdienst die we in huis hebben, in aanraking met scholen buiten onze achterban. Dat is een bewuste keus. Ons motto is: diep én breed. We zoeken de diepte door verbinding te leggen met onze wortels: de Bijbel en de gereformeerde belijdenis. De breedte wordt zichtbaar in de drie cirkels die we bedienen: het reformatorisch onderwijs, het protestants-christelijk onderwijs en scholen daarbuiten.”
Vergunst: „Jongeren kiezen niet meer automatisch voor een hbo-studie aan een orthodox-christelijke instelling. Sommigen gaan naar een seculiere school omdat ze genoeg hebben van reformatorisch onderwijs. Anderen –serieuze, betrokken jongeren– hebben er behoefte aan om hun christen-zijn in een bredere instelling te beleven. Dat betekent dat scholen zoals de Driestar hun meerwaarde duidelijk moeten blijven communiceren.”
Rottier: „Onze lerarenopleidingen trekken studenten die niet reformatorisch en soms ook niet kerkelijk zijn, maar vanwege de kwaliteit naar ons toekomen. Dat was in de tijd van Kuijt ook al zo. Hij wilde dat zijn kweekschool iets zou betekenen voor de rest van ons volk; hij wilde het volk reformeren. Die lijn willen we als Driestar vasthouden.”
Vergunst: „Daarbij is goed personeelsbeleid nummer één. Medewerkers moeten geworteld zijn in het klassiek gereformeerd belijden. De Driestar is daarom gestart met de module ”Brongericht”, waarbij medewerkers in kleine groepen teksten van bijvoorbeeld Augustinus lezen, onder leiding van docent dr. Ewald Mackay of VU-historicus dr. Aza Goudriaan.”
Rottier: „Ook het lectoraat van dr. Bram de Muynck over christelijk leraarschap en onze recente uitgave ”Vitale idealen”, met teksten van grote denkers over opvoeding en onderwijs, zijn voorbeelden van verdieping.”
Vergunst: „De verhouding identiteit-kwaliteit is een terugkerend agendapunt in de raad van toezicht. We hebben onlangs hierover een eerste ontmoeting gehad met een klankbordgroep van vertegenwoordigers uit de achterban. Je merkt dan dat identiteit en kwaliteit soms makkelijk tegen elkaar worden uitgespeeld. Zo van: We hoeven niet de beste te zijn, het gaat om de identiteit. Daar moeten we niet in meegaan. De overheid stelt terecht hoge eisen aan ons.”
Rottier: „We hebben in het verleden behoorlijke individualisten gehad. Deze docenten lieten zich weinig gelegen liggen aan het beleid van de school. Dat is sterk veranderd. Er wordt veel meer gedacht en lesgegeven vanuit gezamenlijke concepten. Met als doel: onderwijzers kweken die cultuurdragers zijn. Daarmee zijn we terug bij het ideaal van Kuijt.”
Vergunst: „Je geeft altijd onderwijs in rapport met de tijd. We moeten meer investeren in basiskennis, omdat jongeren minder weten. Wie was Augustinus? Wat beoogde het Reveil?”
Rottier, hardop dromend: „We zouden een soort canon van bronteksten moeten hebben die elke student moet lezen, kennen.”
Het kostte Kuijt moeite om bevoegde docenten binnen te halen die pasten bij de Driestar.
Rottier, glimlachend: „Er is in het verleden wel eens iemand benoemd die goed was in z’n vak, maar nog moest leren bidden.”
Vergunst: „Het omgekeerde gebeurde ook. Uit twaalf sollicitanten werd de enige persoon van de Gereformeerde Gemeenten benoemd, hoewel die geen orde kon houden…”
Rottier: „We zijn sollicitatiegesprekken anders gaan voeren. We proberen direct bij de binnenkant te komen. Natuurlijk is zo’n gesprek geen huisbezoek, maar we proberen te peilen wat iemand beweegt. Hoe is die persoon als mens, als christen? Is hij leerbaar? Als dergelijke zaken niet op orde zijn, wordt zo iemand niet benoemd.”
Uit de rechterflank klinkt soms het geluid dat dit deel van de achterban zich niet meer thuis voelt op de Driestar.
Vergunst: „Ik hoor van hervormde studenten ook andere signalen. Tegen hen wordt gezegd: Wát? Ben jij van de PKN? Met Kuijt zeg ik: Laat de Driestar een oefenplaats zijn om met verschillen in de achterban om te gaan. Het feit dat we anno 2012 deze school hebben, is heel bijzonder. Dan moeten we niet beginnen met de belangen van de eigen groep, maar loyaal zijn aan de grondslag, ruimte bieden aan niet-wezenlijke verschillen en elkaar kritische vragen durven stellen. Dat is vruchtbaar.”
Rottier: „Op de pabo zitten studenten van tussen de 18 en de 22 jaar. Het is de periode dat ze hun opvoeding, ook de kerkelijke, afsluiten. Ze doen belijdenis, krijgen verkering, beginnen aan hun eerste baan; het is een tijd van veel beslissingen. Als Driestar hopen we dat onze studenten doordrongen zijn van hun kerkelijke traditie, die verwerken en op basis daarvan persoonlijke keuzes maken. Ik zie op school veel zaken waar ik blij van word. Tijdens de lessen godsdienst vinden er mooie gesprekken plaats over bijvoorbeeld doop en belijdenis. Soms maak ik me zorgen over een bepaalde klas. Dan is de toon in het gesprek niet goed: zowel naar links als naar rechts. Daar proberen we in bij te sturen. Maar we zullen nooit studenten stimuleren om van kerk te veranderen of het standpunt van hun kerk onder kritiek stellen.”
Vergunst: „Soms hoor je geluiden dat studenten uit onze achterban net zo goed naar een seculiere hogeschool kunnen gaan en dit kunnen compenseren met de eigen jeugdvereniging, het eigen kerkelijk blad. De Driestar is geen wonderschool, maar dan doe je echt tekort aan de meerwaarde van orthodox-christelijk onderwijs.”
Rottier: „Het beeld bestaat dat de Driestar iedereen maar toeliet. Wettelijk gezien kan een instelling voor hoger onderwijs geen studenten weigeren. We voeren wel met iedere kandidaat een toelatingsgesprek.”
Ziet u een verbeterpunt voor de Driestar?
Rottier: „De persoonlijke vorming kan nog beter. Ik zie te veel studenten in twee werelden leven. Het is mijn wens dat jonge mensen persoonlijk de Heere mogen kennen. Dat leeft ook bij de docenten. Soms zijn er open en eerlijke gesprekken over deze zaken op school. Ik stimuleer dat graag.”
Vergunst: „Honderd jaar geleden hadden we de schoolstrijd. Zijn wij in onze tijd bereid om offers te brengen voor christelijk onderwijs zoals toen gebeurde? Kunnen wij jonge mensen inspireren om te kiezen voor een baan in het onderwijs? Daar maak ik me zorgen over. Het is een taak van de raad van toezicht om de link te leggen tussen de Driestar en de achterban. Laten we dankbaar zijn voor deze instelling en beseffen dat we er met elkaar verantwoordelijk voor zijn.”
Dit is het derde en laatste deel in een serie rond het boek ”Wordt een heer!”.