Kerk & religie

„Beroepscode ambtsdrager preciseren”

Predikanten en ambtsdragers moeten nauwkeuriger richtlijnen hebben over hoe te handelen bij seksueel misbruik in de gemeente. De zorgvuldigheidseisen zouden preciezer geformuleerd moeten worden. Dat zei dr. R. R. Ganzevoort woensdag tijdens de studiedag ”Openheid en ambtsgeheim” in Utrecht.

Kerkredactie
17 January 2002 10:11Gewijzigd op 13 November 2020 23:22
UTRECHT - Als er sprake is van seksueel misbruik in de gemeente, wie moeten er dan minimaal weten wat er gebeurd is? Die vraag werd woensdag voorgelegd aan de vier sprekers tijdens de studiedag ”Openheid en ambtsgeheim” in Utrecht. Achter de tafel (v.l.n.
UTRECHT - Als er sprake is van seksueel misbruik in de gemeente, wie moeten er dan minimaal weten wat er gebeurd is? Die vraag werd woensdag voorgelegd aan de vier sprekers tijdens de studiedag ”Openheid en ambtsgeheim” in Utrecht. Achter de tafel (v.l.n.

Ganzevoort, hoofddocent praktische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen, vindt dat op papier gezet zou moeten worden wanneer en hoe een predikant een externe deskundige moet inschakelen als een gemeentelid hem vertelt dat een ouderling hem of haar seksueel heeft misbruikt. Ook zou Ganzevoort graag zien dat de beroepscode uiteenzet hoe ambtsdragers op een verantwoorde manier hun geheimhoudingsplicht kunnen doorbreken als zij het misbruik openbaar willen maken.

Het spanningsveld tussen ambtsgeheim en openbaarmaking vraagt om afwegingen. Daarbij zijn centrale waarden in het geding, die met elkaar in conflict kunnen komen, zei Ganzevoort. „In het ambtsgeheim heeft betrouwbaarheid van de pastor gestalte gekregen, een belangrijke factor in de beschikbaarheid van pastorale hulp voor iedereen.” Tegelijk mag pastoraal handelen niet leiden tot voortzetting van geweld, benadrukte hij. „Het komt er dan ook op aan helder te krijgen wie de zwakke is die bescherming verdient. Dat zal vaak het slachtoffer van seksueel misbruik zijn, maar er zijn schrijnende voorbeelden van een volksgericht waarin de pleger uiteindelijk slachtoffer werd.” Ganzevoort wees ook op het ideaal van de heilige gemeenschap. „Dat ideaal betekent dat we eerlijk met schuld en tekort willen omgaan en tegelijk zoeken naar wegen om het kwaad uit ons midden weg te doen.”

Aanleiding voor de studiedag was de opheffing van de Interkerkelijke Stichting tegen Seksueel Misbruik in Pastorale Relaties (SMPR). Na een bestaan van drie jaar droeg deze stichting eind december haar werkzaamheden over aan het Interkerkelijk Bestuurlijk Overleg inzake Seksueel Misbruik in Pastorale Relaties (IBO). De SMPR verdwijnt omdat de SoW-kerken hebben besloten de verantwoordelijkheid voor de strijd tegen seksueel misbruik in pastorale relaties van haar over te nemen. Volgens de voorzitter van het IBO, B. Louwerse, verandert er in de praktijk weinig aan het werk van de SMPR. Zo blijft er een meldpunt bestaan voor seksueel misbruik en heeft het IBO net als de SMPR vertrouwenspersonen bij wie de slachtoffers terechtkunnen. „Het IBO zal verder functioneren als een platform van de kerken dat gevraagd en ongevraagd advies aan de kerken verstrekt, actie onderneemt, voorlichting verzorgt en bezinning en onderzoek entameert”, aldus Louwerse.

Behalve de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Lutherse Kerken zijn onder meer de Remonstrantse Broederschap, de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten en de Algemene Doopsgezinde Sociëteit aangesloten bij het IBO. De Rooms-Katholieke Kerk heeft een eigen instelling.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer