Kerk & religie

Heere, gedenk!

Habakuk 3:2

4 December 2012 08:35Gewijzigd op 15 November 2020 00:36

„In de toorn gedenk des ontfermens.”

In toorn gedenkt de Heere aan ontferming, wanneer Hij de straf begint te verzachten en uiteindelijk helemaal doet ophouden. Daarop zien zo veel gebeden der Godzaligen: „O Heere, straf mij niet in Uw toorn” (Psalm 6:2, 3, 8). „Kastijd mij, Heere, doch met mate; niet in Uw toorn, opdat Gij mij niet teniet maakt” (Jeremia 10:24). „Zal dan de Heere in eeuwigheid verstoten? En voortaan niet meer goedgunstig zijn? Houdt Zijn goedertierenheid in eeuwigheid op?” (Psalm 77:8-10).

In de toorn gedenkt Hij aan ontferming, wanneer Hij Zijn toorn uit de hemel openbaart over een geheel zondig land en volk, dat Hij bezoekt met vreselijke plagen en dan toch Zich over Zijn kinderen ontfermt, die in zo’n zondig land en tussen zo’n volk wonen.

Als een heel land met de roede Gods aan alle kanten gegeseld wordt, dan is het hart van God toch niet gelijk gesteld tegenover goddelozen en Godzaligen. Zoals Gods oordelen voor de goddelozen slagen zijn van een toornig God en Wreker, zo zijn ze voor de Godzaligen kastijdingen van een genadig Vader. Het zijn vaderlijke tuchtigingen, die voortvloeien uit Zijn liefdevol hart. Ziet God de goddeloze aan, Hij dondert en bliksemt met Zijn blakende toorn. Aanschouwt Hij de Godzaligen, Zijn ingewanden beginnen te rommelen, Zijn hart wordt in Hem omgekeerd (Jeremia 31:20, Hosea 11:18).

Johannes Barueth,
predikant te Dordrecht

(Uit een preek over
Ezechiël 9:4, 1746)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer