Volgens de commissie was de samenwerking tussen de betrokken overheidsinstanties niet goed en zijn de regels niet gehandhaafd. Wel stelde de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) overtredingen van de asbestregels vast.

De Nederlandse Spoorwegen besloten in 2009 de 600 treinstellen te laten slopen door een bedrijf, dat eerder door inspectiediensten al was betrapt op overtredingen. Dit bedrijf was de goedkoopste aanbieder voor de klus. Het bedrijf wilde de treinstellen verknippen en het staal in Duitsland laten smelten.

Daarop werd bij het oude ministerie van VROM, voorloper van het departement van Infrastructuur en Milieu, lang overlegd of deze werkwijze wel of niet was toegestaan. In november 2010 stemde de inspectie in met het plan.

In het jaar daarop bleek dat een deel van de treinstellen is gesloopt zonder de juiste papieren. Weer een jaar later bleek het bedrijf geen melding van de sloop te hebben gedaan bij de Duitse autoriteiten, terwijl dat wel moest. De ILT stelt onder meer proces-verbaal op tegen het bedrijf.

Staatssecretaris Wilma Mansveld van Infrastructuur en Milieu zegt blij te zijn dat de Inspectie maatregelen heeft genomen, anders dan bij de zaak-Otapan. Wel heeft het departement nog steken laten vallen. „Het tijdig opschalen en de regie nemen is iets dat we echt nog moeten leren”, aldus Mansveld. Ook de lange discussies over de werkwijze van het sloopbedrijf ziet ze als aandachtspunt.

Een deel van de treinstellen is nog niet gesloopt. Er staan tussen de 200 en 300 treinstellen op rangeerterreinen van de NS te wachten op verwerking. De sloop kan pas gebeuren als duidelijk is of en hoe de treinstellen in Nederland kunnen worden afgebroken.