Conferentie over Bijbelvertalingen in Leuven afgesloten
LEUVEN – Van alle Bijbelboeken zijn de Psalmen het meest vertaald. Niet alleen na de Reformatie, maar ook ruim daarvoor zijn honderden losse psalmvertalingen in de landstaal verschenen.
De laatste dag van de conferentie over Bijbelvertalingen in Leuven is gewijd aan psalmvertalingen en aan Bijbelgenootschappen in de achttiende en de negentiende eeuw. Ook is er een presentatie van digitale projecten rond Bijbelvertalingen.
Youri Desplenter (universiteit Gent) heeft onderzoek gedaan naar de West-Vlaamse psalmvertaling van begin 1300. Zijn conclusie is dat deze vertaling via (Vlaams-)Brabant en Oost-Nederland invloed heeft uitgeoefend op een psalmvertaling van begin 1400 binnen de kring van de moderne devotie.
Elisabeth Hodgson (British Columbia, Canada) gaat in haar lezing in op de verschillende functies die psalmvertalingen in de landstaal kunnen hebben. Beza bijvoorbeeld schrijft dat „het een uitdrukkelijk bevel van de Heilige Geest is dat de gebeden plaatsvinden in een begrijpelijke taal. Het is daarom een grote onbeschaamdheid dat men het Latijn in de kerken heeft ingevoerd.”
Beza, volgens Hodgson na Calvijn de invloedrijkste calvinist in Europa, heeft met zijn psalmberijming grote invloed uitgeoefend op psalmvertalingen in andere talen. Zijn psalmen waren bedoeld voor gebruik in de eredienst: je kunt God alleen aanbidden in een taal die je begrijpt. Daarnaast waren psalmen bedoeld voor huisgodsdienst.
Een derde, minder fraaie functie van de psalmen wordt geïllustreerd aan de hand van de Engelse Pembrokepsalmvertaling uit 1599. Volgens de hertogin van Pembroke is koningin Mary de nieuwe koning David die niet alleen Engeland maar heel Europa moet reformeren. Psalmen in dienst van de politiek.
August den Hollander (VU Amsterdam) presenteert twee digitale projecten. Het project Biblia Sacra, een samenwerking tussen de VU en de universiteit van Leuven, is een elektronische bibliografie van alle Nederlandstalige Bijbeluitgaven van 1477 tot 1800, plus de illustraties die in die edities staan. Rond 2014 moet dit project klaar zijn.
Het andere project staat onder leiding van Nicoline van der Sijs en Hans Beelen en omvat een digitalisering van tien Nederlandse Bijbelvertalingen van de Delftse Bijbel (1477) tot en met de Statenvertaling (1657). Bij dit project zijn zo’n 200 vrijwilligers betrokken. Beide projecten zijn een geweldige hulp voor onderzoekers op dit gebied.
Lourens de Vries (hoogleraar Bijbelvertalen en taalwetenschap aan de VU in Amsterdam) laat met een presentatie over de Bijbelgenootschappen in de achttiende en de negentiende eeuw een aantoonbaar verband zien tussen de verlichting en het ontstaan van de Bijbelgenootschappen. In de verlichting staat de individuele mens met zijn persoonlijke overtuiging centraal. Niet meer de staat is verantwoordelijk voor het financieren van Bijbelverspreiding (zoals in de zeventiende eeuw), maar individuen die samenwerken in een Bijbelgenootschap. De Bijbel is geen middel voor zending, maar het fundament van cultuur en beschaving van de heidenen.
Verder willen de Bijbelgenootschappen alle christenen verenigen en geloofsverschillen overbruggen: Bijbels worden daarom gemaakt „zonder noten en commentaar.” Eén Bijbel voor iedereen, is de leus. Daarmee maken de Bijbelgenootschappen zonder het zelf te beseffen deel uit van de verlichtingscultuur waarin ze staan.
Met zijn commentaar op het Bijbelgenootschap in Polen: „Het is een pest voor de kerk”, besefte paus Pius VIII wellicht meer dan wie ook in die tijd dat het individualisme de kerk wezenlijk zou ondermijnen. Als persoonlijke overtuiging de basis voor een samenleving is, verdwijnt de gemeenschappelijke grond voor samenleven.
Wim François (KU Leuven) formuleert ten slotte drie conclusies van de conferentie: Niet overal en altijd was de Bijbel verboden, evenmin was hij overal en altijd toegestaan. Verder is er ondanks breuklijnen sprake van een continuïteit tussen middeleeuwen en de vroegmoderne tijd (de zestiende en de zeventiende eeuw). En ten slotte moet er meer onderzoek gedaan worden naar het leesgedrag en de leescultuur in genoemde periodes.
De auteur doet driemaal verslag van een conferentie in Leuven, van donderdag tot en met zaterdag, over Bijbelvertalingen in de landstaal in relatie tot religieuze hervorming. Dit is het laatste deel.