Die waarschuwing deed Christianne Bruschke donderdag tijdens een symposium over diergezondheid in Amersfoort. Bruschke is als chief veterinary officer (cvo) van het ministerie van Economische Zaken verantwoordelijk voor het toezicht op de gezondheid van de Nederlandse veestapel.

Bruschke sprak van „een heel serieus risico.” Volgens haar moet er in de opleiding van dierenartsen meer aandacht komen voor de herkenning van de ziektebeelden.

Na afloop van het symposium verklaarde de cvo desgevraagd dat vooral de specialisten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit goed bekend moeten zijn met de verschijnselen van de infectieziekten. Bij een verdenking van een uitbraak moeten zij namelijk beoordelen of ingrijpen noodzakelijk is.

Zieke dieren onder ogen krijgen kan in Nederland alleen tijdens proeven op het onderzoeksinstituut CVI in Lelystad. Bruschke stelt daarom voor dat de dierenartsen op training gaan in landen waar de ziekten geregeld voorkomen, bijvoorbeeld in Afrika.

Volgens haar kan het maanden duren voordat een uitbraak in Nederland wordt opgemerkt. Ze verwees naar een verdenking van varkenspest enkele jaren geleden. „Op dat bedrijf waren al zes weken zieke dieren voordat de dierenarts ons inschakelde. Gelukkig bleek het loos alarm, maar als het echt was geweest had de ziekte zich in die tijd al over het hele land verspreid.”

De laatste uitbraak van varkenspest in Nederland was in 1997, van mond- en klauwzeer in 2001. De ruiming van honderdduizenden dieren van getroffen bedrijven en ook –uit voorzorg– van gezonde dieren van veehouderijen in de wijde omgeving veroorzaakte grote schade en leidde tot maatschappelijke onrust.