Controle dierziekten raakt volksgezondheid
AMERSFOORT – Een gerichte controle op dierziekten is niet alleen belangrijk voor de dieren, maar ook voor de volksgezondheid, vindt directeur Roel Coutinho van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Coutinho is donderdagmiddag in Amersfoort een van de sprekers op een symposium van de Gezondheidsdienst voor Dieren over tien jaar diergezondheidsmonitoring.
U noemt surveillance van dierziekten essentieel voor de volksgezondheid. Legt u dat eens uit.
„We weten vanuit de humane geneeskunde dat het belangrijk is om vroeg op de hoogte te zijn van ziekteverschijnselen die opduiken. Dan kun je snel handelen. Bij het opsporen van mogelijke zoönosen (dierziekten die kunnen overspringen op de mens, TR) zijn we afhankelijk van signalen die we van boeren en dierenartsen krijgen. Daar was lang toch wat weerstand.”
Vanwaar die weerstand?
„Mensen zijn bang voor mogelijke negatieve gevolgen voor het eigen bedrijf. Maar ons antwoord is dan: Als een ziekte echt uit de hand loopt, zijn de gevolgen nog veel groter. Als iedereen opvallende verschijnselen meteen meldt, is het niet zo bijzonder meer. Alles staat of valt met openheid.”
In 2010 drong het RIVM aan op een betere signalering, zodat ziekten die misschien gevaarlijk zijn voor de mens sneller kunnen worden opgespoord. Wat is er sindsdien gebeurd?
„De evaluatie van de gang van zaken rond de Q-koorts gaf aan dat de samenwerking beter moet. Sinds kort is er een maandelijks overleg tussen deskundigen uit de veterinaire en de humane gezondheidszorg. Die beoordelen of bepaalde verschijnselen misschien op een zoönose wijzen.”
Is dat voldoende?
„Dat weet je nooit. Je bent afhankelijk van de melding van ziekteverschijnselen. We hebben wel de indruk dat er bij boeren en dierenartsen op dit punt wat veranderd is. Toen vorig jaar het Schmallenbergvirus opdook, wisten we niets van de eventuele risico’s voor de mens. Maar we kregen wel snel meldingen binnen. Dat is heel goed gegaan. Er zijn toen 300 mensen onderzocht die veel contact hadden met zieke dieren. Niemand had antistoffen tegen de ziekte. Daaruit concludeerden we dat het virus niet gevaarlijk is voor mensen.”
Hoe staat het met de kans op zoönoses?
„De algemene indruk is dat het risico wereldwijd toeneemt. Het lijkt erop dat ziekten steeds vaker van dier op mens worden overgedragen. Wat daarvan de oorzaak is, weten we niet. Wellicht heeft het te maken met de opkomst van de intensieve veehouderij. De manier waarop we dieren houden, is nu eenmaal sterk veranderd.”
Maar vergeleken met vroeger komen veel mensen toch niet meer met die dieren in contact?
„Dat zegt niets. Door de boer kan een ziekte alsnog worden overgebracht op andere mensen in zijn omgeving. De Q-koorts is een duidelijk voorbeeld. Daarbij bleek dat ook omwonenden risico’s kunnen lopen. En Nederland is een dichtbevolkt land.”