Thuis verzorgd?
Er worden allerlei maatregelen bedacht om de collectieve uitgaven voor de zorg te beperken. Een ervan is de zogenaamde extramuralisering van de ouderenzorg: mensen moeten zo lang mogelijk thuis verzorgd worden. Volgens de huidige plannen mogen zelfs licht dementerenden binnenkort niet meer naar het verzorgingshuis.
Dat kan schrijnende situaties opleveren. Mensen die vanwege dementie de regie over hun leven verliezen –zoals dat heet– kun je eigenlijk niet alleen laten. Dus moet er vrijwel permanent iemand aanwezig zijn en dat is vaak lastig te realiseren. Het lijkt me een illusie dat dat probleem kan worden opgelost met allerlei geavanceerde apparatuur, zoals wel wordt gedacht.
De extramuralisering wordt verdedigd met de stelling dat mensen graag zo lang mogelijk in hun eigen omgeving blijven. Dat is meestal juist, althans voor mensen die, bij wijze van spreken de telefoon nog kunnen bedienen. Maar voor de mensen die zich tegenwoordig aanmelden voor een verzorgings- of verpleeghuis en daarvoor een indicatie krijgen, ligt het anders. Die hebben geen keus, of maken om uiteenlopende redenen –zoals vereenzaming door het ontbreken van een sociaal netwerk, beperkte mobiliteit, ongeschikte woonruimte, niet afhankelijk willen zijn van goedwillende buren– een bewuste keus voor het zorgcentrum.
Die keus zal in de regel niet anders uitvallen als de thuiszorg wordt verbeterd, zoals de regering zegt te willen. Dat voornemen wekt de indruk dat de thuiszorg nu tekortschiet en dat je niet de zorg kunt krijgen die nodig is. Dat valt in de praktijk best mee, mits je een passende indicatie krijgt en het daarbij behorende budget. En daar tekent zich een probleem af, want de regering wil ook drastisch bezuinigen op diverse vormen van thuiszorg.
De regering verwacht veel meer van mantelzorgers. Maar die zijn vaak niet of slechts beperkt beschikbaar en worden nu al vaak (te) zwaar belast. De regering spreekt trouwens ook hier met meerdere tongen. Zo wordt er bezuinigd op dagopvang waarmee mantelzorgers ontlast kunnen worden. Ook wordt korter (gaan) werken of vervroegd stoppen met een betaalde baan, zodat er meer tijd is om voor je oude (schoon)-moeder te zorgen, financieel ontmoedigd. Je bent dan immers geen hardwerkende Nederlander meer.
Als mensen thuis blijven wonen, hoeven de kosten voor wonen en voeding niet uit ‘de grote pot’ betaald te worden. Maar er zijn ook nadelen. Zo kost het schoonhouden van een compleet huis meer dan dat van een zorgappartement. Bovendien is –ook volgens een recent rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit– bij een wat zwaardere zorgbehoefte zorgverlening in een centrum efficiënter dan aan huis.
Ik hoorde onlangs van iemand die acht keer per dag zorg aan huis kreeg; dat betekent dat er voor deze cliënt ten minste twee uur per dag heen en weer gereden moet worden. In een zorgcentrum kunnen gemakkelijk collega’s te hulp worden geroepen als er getild moet worden en kan apparatuur doelmatiger worden ingezet. Gelet op de vrij zware fysieke belasting in de zorg en de verwachte krapte aan zorgpersoneel zijn dat duidelijke pluspunten van een zorgcentrum. Al met al betwijfel ik of de extramuralisering echt voordeliger is, althans voor mensen met een wat zwaardere zorgbehoefte.
Het zou veel beter zijn om mensen die daar qua zorgbehoefte voor in aanmerking komen, de keus te laten: thuis blijven of naar een zorgcentrum. In het laatste geval is het redelijk om een eigen bijdrage te betalen voor wonen en voeding; die betaal je thuis immers ook.
In het zorgcentrum waar ik bestuurlijk bij betrokken ben, horen we regelmatig: „Sinds moeder hier zit, is ze een stuk opgeknapt”, of woorden van die strekking. Dat komt doordat moeder nu meer aandacht krijgt dan toen ze nog thuis was en kan deelnemen aan allerlei activiteiten. Bij de huidige plannen wordt moeder die mogelijkheid ontnomen en mag ze thuis zitten te verpieteren, terwijl in zorgcentra kamers leegstaan. En dat onder het mom ”thuisblijven is goed voor u”.
De auteur is landbouweconoom en voormalig lid van de Eerste Kamer.Reageren? nietbijbroodalleen@refdag.nl