Commentaar: PvdA moet nu brug naar VVD slaan, ook op justitiebeleid
Dat Rutte II dinsdag besloot af te rekenen met veertien wetten van Rutte I is opmerkelijk. Zeker in het licht van de Haagse mores, die bepalen dat een nieuw aangetreden kabinet lopende wetgevingsprocessen in principe voortzet, eventueel na ze van een eigen stempel te hebben voorzien.
Van een deel van de betreffende wetsvoorstellen lijkt het dan ook zonneklaar dat ze heus niet alleen zijn ingetrokken vanwege agendatechnische redenen en de wens om zo veel mogelijk ruimte te scheppen voor maatregelen die zijn bedoeld om Nederland beter uit de economische crisis te laten komen. VVD en PvdA willen ervan af, omdat een inhoudelijke behandeling ervan (te) grote tegenstellingen in de coalitie aan het licht zou brengen; tegenstellingen die al voor eenieder zichtbaar waren onder Rutte I.
Het sterkst geldt dat voor twee wetten die zijn voorbereid vanuit het departement van Veiligheid en Justitie: het verhogen van de griffierechten én –in nog sterkere mate– het invoeren van minimumstraffen bij herhaling van zware misdrijven. Minister Opstelten (VVD) wilde deze door de PVV gewenste straffen wel voor zijn rekening nemen; de PvdA-Kamerleden Marcouch en Recourt gruwden ervan. Alles overziend is het niet overdreven om het intrekken van deze wet te zien als een betekenisvol vriendschapsgebaar van de VVD jegens de PvdA.
Dat de inzet van de PvdA tijdens de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie deze week vooral zal neerkomen op het afdwingen van nieuwe concessies van Opstelten staken Marcouch en Recourt in een dinsdag gepubliceerd interview evenwel niet onder stoelen of banken. Om het justitiebeleid met een PvdA-saus te overgieten, is de PvdA zelfs bereid tot vergaande samenwerking met de linkse oppositie, aldus de twee. Die boodschap geeft te denken, zeker gezien de gezamenlijke taakstelling van VVD en PvdA.
Waar deze op neerkomt, werd duidelijk op 5 juli toen de Tweede Kamer zich boog over een rapport waarin de Algemene Rekenkamer over het functioneren van de rechtsstaat een vernietigend oordeel velde. Burgers en bedrijven ervaren jaarlijks 8,2 miljoen misdrijven en leggen er daarvan 1,2 miljoen voor aan de rechter, voor hen meestal een laatste strohalm, aldus het rapport. Onder meer vanwege een slechte coördinatie van opsporings- en vervolgingsonderzoeken en allerhande administratieve wanordelijkheden bij justitie haalt slechts zo’n 10 procent van die 1,2 miljoen de rechter. Het restant wordt administratief afgehandeld of geseponeerd. Dat percentage laten stijgen, is als het goed is de insteek van zowel VVD als PvdA.
Van de robuuste, consultancyachtige aanpak die Opstelten destijds aankondigde, viel in de misprijzende woorden van Recourt „niet alle heil” te verwachten. Niettemin: de PvdA-handtekening onder het regeerakkoord geldt ook de justitieparagraaf. Van de PvdA mag dus een in beginsel welwillende houding jegens de VVD worden verwacht, zeker nu het wetsvoorstel minimumstraffen is ingetrokken. Als ideologische haarkloverijen rond het justitiebeleid de toon blijven zetten, is uitzicht op meer rechtszekerheid verder weg dan ooit.