„Bezinning nodig op leven met moslims”
ROTTERDAM – Reformatorische christenen beseffen te weinig dat zij tussen moslims leven, vindt Jacob Hoekman, auteur van ”Zonen van Ismaël”. „De bezinning hierop staat nog steeds totaal in de kinderschoenen.”
De RD-journalist was dinsdagavond een van de sprekers op een bijeenkomst naar aanleiding van zijn boek. De avond was georganiseerd door missionair centrum Het Kruispunt en de stichting Evangelie & Moslims, in het gebouw van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Rotterdam-Delfshaven.
Erika van Nes, als theologe verbonden aan Het Kruispunt, interviewde Hoekman over zijn boek, dat een overzicht geeft van hoe de christelijke kerk door de eeuwen heen tegen de islam heeft aangekeken.
„Hoe is jouw interesse voor de islam ontstaan?” Hoekman legt uit dat hij in 2005 in Den Haag voor deze krant onderzoek moest doen naar de islam. „Ik merkte dat er veel raakvlakken zijn tussen christenen en moslims. Anderzijds is er afstand. Dat triggert me.”
Een belangrijke vraag in Hoekmans boek is waarom God de islam toelaat. „Ik ben er zeer voorzichtig in om die vraag te beantwoorden”, zegt hij daarover tegen de bijna veertig –meest autochtone en christelijke– aanwezigen.
Prof. dr. Ö. Hıdır, docent aan de Islamitische Universiteit in Rotterdam, reageert als eerste op Hoekmans boek. Zijn eerste woorden zetten de toon: „Over de inhoud van dit boek kan ik niet positief zijn.” De titel vindt hij negatief. „Ismaël is immers de onwettige bastaardzoon van Abraham. Met andere woorden: alle afstammelingen van Ismaël zijn tweederangs gelovigen en onwettigen.” Hij heeft ook het gevoel dat Hoekman belangrijke informatie weglaat, bijvoorbeeld over de aantrekkingskracht van de islam op heidenen en joden. „Dit boek is niet bestemd om door moslims te worden gelezen”, concludeert de islamitische hoogleraar.
Ds. M. de Vries, als predikant verbonden aan Het Kruispunt, reageert aanmerkelijk positiever: „Ik ben dankbaar voor het boek. Het bevat uitstekend materiaal voor colleges missiologie.” Toch heeft hij ook kritische vragen. Zoals: „Hoekman zoekt antwoord op de vraag wat Gods bedoeling kan zijn met de islam. Maar zou de vraag niet moeten zijn: hoe kunnen christenen moslims bereiken met het Evangelie?”
De titel van zijn boek zegt veel over hoe Hoekman het Oude Testament leest, aldus ds. De Vries. „Moet je niet álle teksten van de Bijbel lezen in de context van de gehéle Heilige Schrift? Hoe je het ook noemt, worden Gods beloften aan Abraham niet door Christus vervuld door mensen uit alle volken in Israël in te lijven?
Wanneer je nog aparte beloften ziet voor Israël, ja, dan ook misschien voor Ismaël en voor Egypte. Maar wat moet je dan met al die negatieve teksten over Egypte in Ezechiël? Is het niet juist ijzersterk om ook tegenover islamitisch judaïsme hoog te houden dat het Oude Testament geheel is opengegaan in het Nieuwe?”
Hoekman antwoordt op de kritiek van Hıdır dat de taal van zijn boek soms inderdaad „behoorlijk gekruid” is. „Maar ”don’t blame the messenger”, geef de boodschapper niet de schuld: zo wordt in de christelijke traditie wél over de islam gesproken.”
Op ds. De Vries reageert hij dat hij inderdaad is uitgegaan van een bepaald ”tegoed” van het Oude Testament voor het Joodse volk. „Ik ga ervan uit dat dit tegoed ook geldt voor bepaalde andere volken die in de Bijbel worden genoemd.”
Zodra daar de kans toe is, schaart een groot deel van de aanwezige moslims zich achter de microfoon. De christelijke bezoekers blijven in de kerkbanken zitten. Een jongen, in een jas met bontkraag, citeert uit het Johannesevangelie. „Er zou toch een andere Trooster komen? Daar kondigt de Bijbel Mohammed zelf aan!” Hıdır vult zijn geloofsgenoot aan: een vergadering van protestantse kerken heeft in de jaren 80 nota bene zelf uitgesproken dat Mohammed aangenomen kon worden als profeet!
De Vries legt in antwoord op de vraag uit hoe de Heilige Geest de implicaties van Jezus’ leven en sterven duidelijk maakt.
Hoekman plaatst de protestantse kerken uit de jaren 80 op de tijdslijn die hij in zijn boek schetst. Professor Hıdır laat zich niet uit het veld slaan: „Het is gewoon belangrijk zulke gesprekken te blijven voeren.”