Een steriele oorlog
Titel:
”Met man en macht. De militaire geschiedenis van Nederland, 1550-2000”
Auteur: J. R. Bruijn en C. B. Wels (red.)
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5018 600 9
Pagina’s: 460
Prijs: € 35,-. Militaire geschiedenis ging altijd over bevelhebbers: helden als De Ruyter en Tromp en strategen à la Maurits en Frederik Hendrik. Of over oorlogen en veldslagen. Maar de geschiedenis van de krijgsmacht is meer dan helden, kruitdamp en wapengekletter.
”Met man en macht. De militaire geschiedenis van Nederland, 1550-2000”. Het boek gaat over meer dan de helden, de kruitdamp en het gekletter van weleer. Maar het is geen „standaardwerk voor de komende jaren”, zoals de uitgever meent.
Dat militaire geschiedenis niet langer het werk is van gepensioneerde generaals, bewijst ”Met man en macht”. Vroeger schreven gepensioneerde officieren over de geschiedenis van het roemruchte legeronderdeel dat zij jarenlang hadden mogen dienen. Tegenwoordig houden professionele historici zich bezig met de geschiedenis van de krijgsmacht. Niet meer alleen om te leren van lessen uit het verleden. Maar ook omdat militaire geschiedenis geschiedenis is. En omdat het defensieapparaat een integraal onderdeel van de maatschappij en daarom het bestuderen waard.
De laatste jaren komt militaire geschiedenis dan ook meer en meer in beeld. Maar een standaardwerk over de militaire geschiedenis van Nederland ontbrak. Hoewel het Instituut Militaire Geschiedenis en Instituut voor Maritieme Historie met de regelmaat van de klok studies publiceert over aspecten van de geschiedenis van de Nederlandse krijgsmacht, werd een echt overzichtswerk gemist. Het bestuur van het Schouwenburgfonds, dat geld beschikbaar stelt voor militair-historisch onderzoek, stelde daarom in 1995 voor een dergelijke studie uit te geven, wat resulteerde in het boek ”Met man en macht”.
De krappe 500 jaar die het boek beslaat, worden in 7 delen, onderverdeeld in 13 hoofdstukken, behandeld. De delen die betrekking hebben op de Tachtigjarige Oorlog, de gloriedagen van de Republiek der Verenigde Nederlanden, de nadagen van de Republiek en de koloniën, bestaan ieder uit twee hoofdstukken waarin het leger en de vloot apart worden behandeld. Het omvangrijke deel dat de periode tussen 1815 en 1949 omvat, bestaat uit drie hoofdstukken, terwijl de tijd van de Koude Oorlog en de epiloog ieder één deel beslaan.
Persoonlijk element
In een recensie van zo’n 800 woorden is het onmogelijk om de inhoud samen te vatten. Daarvoor is de periode te veelomvattend en zijn de onderwerpen divers. De belangrijkste militaire gebeurtenissen en ontwikkelingen ontbreken in ieder geval niet. Een persoonlijk element had het boek wat beter leesbaar gemaakt. Met dagboekstukjes, gebeurtenissen, ervaringen van soldaten die op de een of andere manier representatief zijn voor meer militairen. Het krijgsbedrijf zoals geschetst in ”Met man en macht” is een steriele oorlog.
Typerend is de beschrijving van de eerste tien dagen van de Tweede Wereldoorlog: als een optelsom van slachtoffers. „Tijdens de strijd in de meidagen van 1940 sneuvelden aan Nederlandse kant ongeveer 2200 man en werden 2700 man ernstig gewond, van wie 850 man blijvend invalide werden. Het aantal gesneuvelden aan Duitse kant bedroeg ongeveer 1000 man.” Een oorlog is meer dan ”body bags”. Jammer is verder dat niet ter vergelijking ook het aantal gewonden en blijvend invaliden aan Duitse zijde wordt vermeld. De zinnen zijn wat ’stroperig’ geschreven: lange zinnen, met heel veel informatie.
Het boek kent echter een belangrijker manco dan het ontbreken van nieuwe informatie en de ietwat saaie -maar degelijke- schrijfwijze: het is als een lappendeken waarvan de lapjes met flinterdunne, chronologische draadjes aan elkaar hangen. De samenhang, de synthese ontbreekt: wat is -alle bijdragen overziend- typerend voor de militaire geschiedenis voor Nederland?
De epiloog -geschreven door een van Nederlands bekendste militair-historici- stelt dan ook wat teleur. Veel meer dan een samenvatting van wat zich op politiek terrein afspeelde en een verslag van het wel en wee van de verschillende krijgsmachtdelen in de jaren ’90 is het niet. „Steeds minder Nederlanders kennen de militaire organisatie uit eigen ervaring. In dit opzicht althans zijn we terug bij de krijgsmacht uit de tijd van de Republiek”, besluit de epiloog.
Naslagwerk
De conclusie dat er niets nieuws onder de zon is, lijkt ook van toepassing op het boek. De inhoud heeft niet veel nieuws te bieden, maar van een handboek wordt dat ook niet verwacht. En als handboek en naslagwerk is het goed bruikbaar.
De verzorging van het boek is goed. Zo beschikt het over twee katernen met afbeeldingen. Vooral in het eerste katern waarin de vroegste perioden worden geïllustreerd, ontbreken de helden en de veldslagen niet. Het andere katern laat meer zien: mariniers op oefening in Noorwegen, militairen op wacht in Zuid-Libanon. Verder is voorzien in een erg uitgebreide, per hoofdstuk gerangschikte bibliografie en een index op persoonsnamen. Een index op onderwerpen ontbreekt jammer genoeg.
Al met al de moeite waard. Maar jammer is en blijft: het boek had hét „standaardwerk voor de komende jaren” kunnen zijn als de schrijvers zich gewaagd hadden aan een synthese van Neêrlands militaire historieblaân.