Analyse: Akkoord over Griekenland is niet gratis
APELDOORN – Griekenland kan weer even vooruit. Dat gaat de Nederlandse belastingbetalers, via een verhulde kwijtschelding, 70 miljoen euro per jaar kosten. Of het in de toekomst daarbij blijft, is zeer de vraag.
De overheid in Athene krijgt een volgende deel van de in het verleden toegezegde noodkredieten uitgekeerd. De eurolanden en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) bereikten daarover afgelopen nacht in Brussel een akkoord. Op 13 december, nadat de parlementen de deal hebben goedgekeurd, volgt het formele besluit.
In totaal is er aan de Grieken sinds het uitbreken van de schuldencrisis 240 miljard euro beloofd: eerst een lening van 110 miljard en daarna een van 130 miljard. Er zijn nu enkele termijnen ofwel tranches bij elkaar geveegd, zodat er een bedrag van 43,7 miljard wordt overgeboekt, waarvan 34,4 miljard in december en de rest in het eerste kwartaal van 2013.
De noodlijdende natie heeft die middelen dringend nodig, want zij verkeert nog steeds aan de rand van de financiële afgrond. Zonder verdere kredieten wacht onherroepelijk het faillissement. Die optie, met een uittreden uit de muntunie, speelde, anders dan voorheen, geen rol. Onder de Europese politici lijkt voorlopig breed de overtuiging aanwezig dat een exit, met niet te overziene risico’s, dient te worden vermeden.
De beslissing die vandaag kort na middernacht tot stand kwam, heeft wel heel veel moeite gekost. In de voorbije weken was er al enkele keren door de ministers van Financiën langdurig over het dossier vergaderd. Gisteren hadden zij nog eens een marathonberaad van meer dan twaalf uur nodig om de zaak af te wikkelen.
Het draaide bij de onderhandelingen niet om meningsverschillen met de Grieken. Die stemden kortgeleden in met een aanvullend bezuinigingspakket van 13,5 miljard euro en voldeden daarmee aan de eisen van de trojka, de vertegenwoordiging van de Europese Commissie, het IMF en de Europese Centrale Bank (ECB). Er tekende zich deze keer forse onenigheid af tussen de geldschieters onderling, tussen het IMF aan de ene en de eurolanden aan de andere kant. De de houdbaarheid van de Griekse nationale schuld op langere termijn vormde daarbij het hete hangijzer.
Een eerdere afspraak luidt dat die schuld, momenteel dik 170 procent van het bruto binnenlands product (bbp), in 2020 moet zijn teruggedrongen tot 120 procent. Het realiseren van die doelstelling is door de verslechterde economische situatie en vooruitzichten moeilijk geworden. Toch wilde het IMF eraan vasthouden. Het drong daarom bij de Europese partners erop aan om een deel van hun vorderingen kwijt te schelden, zoals afgelopen voorjaar al gebeurde door de private sector (banken, verzekeraars en fondsen). Kwijtschelding betekent uiteraard een verlaging van de omvang van de Griekse schuld.
De eurolanden, met Duitsland en Nederland voorop, voelden daar echter niets voor. Tot dusver hebben zij weliswaar veel financiële middelen verstrekt, maar allemaal in de vorm van leningen met de verplichting om die terug te betalen. Aan de door het IMF geopperde afwaardering hangt een echt kostenplaatje, want dan gaat er een streep door de aflossingen. Dat is een moeilijk te verkopen boodschap voor de politiek in de richting van de burgers. Het zou het toch al niet prettige sentiment onder de bevolking over Europa, de euro en de hulp aan probleemlanden ongetwijfeld verder doen verslechteren.
De lidstaten en het IMF zijn het uiteindelijk eens geworden over een pakket aan maatregelen om wel de lasten van de Grieken te verlichten, maar niet via een zogeheten ”haircut”, een korting op het nominale bedrag van de leningen. De rente wordt verlaagd en de looptijd verlengd. Ook zullen landen de winsten die zij boeken op leningen terugsluizen naar Griekenland. Verder zal Athene eigen schulden opkopen tegen een lage prijs.
De schuld mag volgens het nieuwe akkoord in 2020 op 124 procent van het bbp staan. Twee jaar later dient die quote „substantieel lager” te zijn dan 110 procent. De regeringen in de eurozone hebben aangegeven bereid te zijn tot verdere maatregelen, mocht dat vereist zijn. Die toezegging was blijkbaar nodig om te voorkomen dat het IMF, dat zijn aanvankelijke inzet zag sneuvelen, afhaakt als kredietverstrekker.
Op kwijtschelding via afwaardering, zoals in Nederland recent bepleit door topman Teulings van het Centraal Planbureau (CPB), blijft dus vooralsnog een politiek taboe rusten. Maar ook de nu gekozen aanpak kost geld. „Dit is niet allemaal gratis”, moest minister van Financiën Dijsselbloem afgelopen nacht erkennen. Volgens eerste schattingen gaat het voor Nederland om jaarlijks gemiddeld 70 miljoen euro gedurende veertien jaar.
Dijsselbloem onderstreepte dat hij binnen het mandaat van de Tweede Kamer heeft gehandeld. „We hebben gezegd: geen nieuw geld of nieuwe garanties, dat gebeurt ook niet”, aldus de bewindsman. „We zien wel af van een aantal inkomsten.” Nederland boekte de afgelopen jaren winst op de steun aan Athene.
Al met al wordt er geen inbreuk gepleegd op het principe dat een land dat leent gehouden is die euro’s terug te betalen. In die zin vindt er geen kwijtschelding plaats. Maar langs andere weg ontvangen de Grieken toch lastenverlichtingen in de schuldensfeer en dat zouden we kunnen aanmerken als een verhulde kwijtschelding.
Het blijft zeer onzeker of de nu uitgestippelde route realistisch zal blijken te zijn. Het Griekse drama is tot dusver een aaneenrijging van tegenvallers. Zijn straks nadere maatregelen noodzakelijk, dan verschijnt de kwestie van de kwijtschelding ongetwijfeld weer prominent op de agenda.