Dat schrijft de Zuid-Hollandse gedeputeerde Rogier van der Sande als rapporteur namens het Comité van de Regio’s in een advies aan de Europese Commissie. Het comité is het orgaan voor de lokale en regionale overheden in de Europese Unie. Vooral de regio’s in de unie zijn nodig om de bio-economie van de grond te krijgen, stelt de rapporteur.

In een bio-economie worden onder meer gewassen uit de landbouw en voedingsmiddelenindustrie gebruikt voor niet-voedseltoepassingen: materialen, chemicaliën, brandstoffen en energie. „De overgang van een fossiele economie voor grondstoffen en energie naar een bio-gebaseerde economie is een grote Europese uitdaging”, schrijft Van der Sande.

Voorbeelden zijn stoffen uit narcissenbollen voor medicijnen tegen Alzheimer of hennep voor allerhande toepassingen, zoals kleding. Zo bestaat er ook al een duurzame brug die is gemaakt van tomatenvezels. De sector die onder meer die gewassen maakt, heeft in Europa een omzet van 2 biljoen euro per jaar en er zijn 22 miljoen Europeanen in werkzaam.

Van der Sande vindt dat Brussel veel meer moet stimuleren om de omschakeling te realiseren. Barrières moeten worden weggenomen en risico’s overwonnen, staat in het advies. „We moeten ons voorbereiden op een marathon en niet op een sprint, want het kan nog 25 jaar duren voordat de bio-economie kan concurreren met de op fossiele hulpbronnen gebaseerde economie.”

Naast een gezamenlijke visie van de overheid, bedrijven en onderzoekers, pleit de rapporteur ook voor het stimuleren van deze nieuwe ontwikkeling in het onderwijs. „Er moeten lesprogramma’s komen op alle onderwijsniveaus.” In de ogen van Van der Sande vraagt de overgang naar een bio-economie niet alleen om investeren in toponderzoek, maar vooral een verandering in ons denken en doen.