Onderwijs & opvoeding

Schoolbus op de helling

Jarenlang reden ze af en aan: de bussen die leerlingen van de Eben-Haëzerschool in Teuge van en naar school brachten. Tegenwoordig rijdt er alleen nog een busje naar Epe. Vanwege bezuinigingen bij de gemeente Apeldoorn moeten ouders het vervoer van hun kinderen voortaan zelf regelen. Het verhaal van de Eben-Haëzerschool staat niet op zichzelf.

Neline Boogert-Floor
24 November 2012 17:03Gewijzigd op 15 November 2020 00:27
Busjes bij De Prinsenhof, de christelijke school voor speciaal basisonderwijs in Apeldoorn. Foto RD, Anton Dommerholt
Busjes bij De Prinsenhof, de christelijke school voor speciaal basisonderwijs in Apeldoorn. Foto RD, Anton Dommerholt

Gemeenten snijden zo rigoureus in het budget voor leerlingenvervoer dat de kans groot is dat kinderen straks mogelijk thuis komen te zitten. Dat meldt het Algemeen Dagblad op 16 augustus dit jaar. De SP en de ChristenUnie stellen Kamervragen over de kwestie. Maar daar blijft het niet bij.

In een reactie stelt de vereniging van openbare en algemeen toegankelijke scholen (VOS/ABB) dat het tijd is voor modernisering van de wet. Pijnpunt voor de vereniging is vooral dat gemeenten nog altijd veel geld kwijt zijn aan het vervoer van kinderen naar scholen voor bijzonder onderwijs, terwijl zij dichtbij huis terecht zouden kunnen in het openbaar onderwijs. Volgens de VOS/ABB is het „niet meer van deze tijd dat de belastingbetaler hiervoor opdraait.”

De VOS/ABB is niet de eerste die de bekostiging van het richtinggebonden leerlingenvervoer ter discussie stelt. De gemeenteraad van de Friese gemeente Gaasterlân-Sleat nam in mei al een motie aan waarin hij vroeg de bekostiging van identiteitsgebonden leerlingenvervoer af te schaffen. Die motie kan echter niet uitgevoerd worden zolang de wet daar geen ruimte voor biedt. Daarom zoekt Gaasterlân-Sleat via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) steun bij andere gemeenten om met elkaar te pleiten voor een wetswijziging. Afgelopen week bleek dat al 150 gemeenten zich achter Gaasterlân-Sleat hebben geschaard.

De uitspraken van de VOS/ABB zijn voor de Besturenraad (centrum voor christelijk onderwijs) reden om een enquête onder gemeenten te houden om erachter te komen hoeveel geld het eigenlijk oplevert als gemeenten niet meer meebetalen aan signatuurvervoer, zoals de raad het leerlingenvervoer naar scholen voor bijzonder onderwijs noemt. Relatief weinig, zo luidde de conclusie van de besturenraad deze week. Uit het onderzoek blijkt dat de kosten van het identiteitgebonden schoolvervoer met jaarlijks 10 miljoen euro slechts 4,2 procent uitmaken van de totale kosten voor leerlingenvervoer in Nederland.

Voor de 6000 leerlingen die gebruikmaken van het identiteitsgebonden vervoer betaalt de gemeente gemiddeld zo’n 1700 euro per leerling. Landelijk zijn gemeenten 240 miljoen euro kwijt aan het vervoer van 81.000 leerlingen, gemiddeld bijna 3000 euro per leerling.

Wout Neutel van de Besturenraad wijst erop dat 90 procent van de gemeenten al een eigen bijdrage vraagt van ouders die hun kinderen op levensbeschouwelijke gronden naar een school op afstand laten gaan. „Voor veel ouders betekent het nu al een offer als ze hun kinderen christelijk onderwijs willen laten geven.” Door bezuinigingen is dat offer de afgelopen jaren alleen maar groter geworden.

Flinke slag

De reformatorische Eben-Haëzerschool in Teuge, een echte regioschool, heeft dit jaar te maken gekregen met forse bezuinigingen op leerlingenvervoer. Veel kinderen zijn afkomstig uit Apeldoorn, maar die gemeente is dit jaar gestopt met het organiseren van busvervoer. In verband met bezuinigingen heeft Apeldoorn besloten om voortaan alleen de verordening uit te voeren, de minimale verplichtingen waaraan de gemeente moet voldoen (zie kader).

De verandering is dus niet tegen de wet, maar betekent wel een flinke slag voor de ouders. „Voor kinderen die verder dan 6 kilometer van school woonden, regelde de gemeente altijd het vervoer”, vertelt schooldirecteur Martin Kortleven. „Ouders betaalden dan een jaarlijkse bijdrage van zo’n 480 euro per kind. Vanaf het derde kind was het vervoer gratis. Nu krijgen ze alleen nog een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer. Maar de dichtstbijzijnde bushalte is bij vliegveld Teuge. Je kunt daar niet zomaar kinderen uit laten stappen. En als je zelf vervoer moet regelen wordt het veel duurder.”

De gemeente Apeldoorn heeft gezorgd voor een overgangsregeling: ouders hoeven dit jaar geen eigen bijdrage te betalen. Maar volgend jaar moeten ze jaarlijks weer ruim 480 euro per kind neertellen. Alleen bij een inkomen van minder dan 23.805 euro vervalt de eigen bijdrage. „Maar dat is op onze school eigenlijk niet aan de orde”, aldus Kortleven.

Toch kan het voor ouders wel een zware last worden, meent hij. „Zeker bij gezinnen met meerdere kinderen. We hebben kerkenraden van omliggende kerkelijke gemeenten al geadviseerd om de situatie goed in de gaten te houden, zodat de diaconie kan bijspringen als het moet.”

Voor de school zelf heeft de bezuiniging op het leerlingenvervoer overigens ook gevolgen. Sommige ouders overwegen nu om een school dichter bij huis te zoeken, merkt Kortleven. „De tijd dat mensen vanzelfsprekend voor Teuge kozen, is voorbij. Dit jaar hebben we bijvoorbeeld twaalf kinderen uit Deventer verloren. Die gaan daar nu naar een evangelische basisschool.”

Ook voor de scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) in Apeldoorn, waaronder de christelijke sbo De Prinsenhof, gaan de regels voor het leerlingenvervoer veranderen. Momenteel hebben kinderen die 3 kilometer of verder van de school wonen nog recht op vervoer van en naar school. Vanaf volgend jaar is er echter alleen geld beschikbaar voor schoolvervoer over afstanden van 5 kilometer en langer, tenzij ouders kunnen aantonen dat ze daar die regeling in de problemen komen.

Ondergrens

De situatie in Apeldoorn staat zeker niet op zichzelf, stelt Wim Voorwinden van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS). „Je ziet dat gemeenten de afgelopen jaren steeds meer zoeken naar de ondergrens in de verordening. Wat precies de minimumlijn is, heeft zich de laatste tijd steeds meer uitgekristalliseerd. Er zijn verschillende uitspraken van de rechtbank en van de Raad van State waardoor er jurisprudentie is ontstaan.”

Voorwinden staat ouders bij die bezwaar maken tegen besluiten van de gemeente over signatuurvervoer. Hij maakt zich zorgen over de keuzevrijheid van christelijke ouders. „Gemeenten mogen nu al heel ver gaan. Daardoor komt de vrijheid van onderwijs in het geding. Er is een leerplichtwet, maar als de gemeente allerlei financiële drempels opwerpt om naar een school te gaan die bij de overtuiging van de ouders past, is toch hun keuzevrijheid in het geding.”

De gedachte dat ouders het schoolvervoer zelf moeten betalen omdat dat nu eenmaal de consequentie is van hun keuze voor bijzonder onderwijs, doet volgens Voorwinden geen recht aan de vrijheid van onderwijs. „Je moet beseffen dat ouders hun kinderen best naar een school in de buurt zouden willen brengen, maar als er geen scholen in de omgeving zijn die aansluit bij hun overtuiging, moeten ze wel verder weg.”

Reformatorische ouders die kiezen voor een school op afstand krijgen regelmatig van de gemeente te horen dat er in het dorp een algemeen christelijke school is waar hun kinderen terechtkunnen. In de beoordeling gaat de rechter echter uit van de officiële richting van de school, vertelt Voorwinden. In de huidige situatie kan een gemeente reformatorische ouders dus niet verplichten dat ze hun kinderen op een protestant-christelijke of rooms-katholieke basisschool aanmelden. „Soms komt het wel tot een rechtszaak waarbij ouders moeten aantonen dat de school daadwerkelijk verschilt van hun levensovertuiging.”

Uitzonderingen

Hoewel het onderzoek van de Besturenraad aantoont dat het afschaffen van de bekostiging relatief weinig geld oplevert, wil de VNG nog steeds af van de verplichting om signatuurvervoer deels te bekostigen. „Landelijk gezien zijn de kosten voor het vervoer naar scholen van een bepaalde richting of levensbeschouwing niet zo hoog”, schrijft de VNG op haar website. „Het gaat ons echter om bepaalde, vaak wat kleinere gemeenten. Zij moeten soms enkele leerlingen over een grote afstand vervoeren. Dat drukt zeer zwaar op het budget.”

Het gaat soms om hoge bedragen, vooral wanneer kinderen naar het speciaal onderwijs moeten en hun ouders bewust kiezen voor een bepaalde levensbeschouwelijke richting. Zo zou de gemeente Stadskanaal jaarlijks zo’n 60.000 euro kwijt zijn aan het vervoer van kinderen die in Zwolle op school zitten.

Neutel erkent dat een aantal gemeenten te maken heeft met relatief hoge kosten. „Dat zie je bijvoorbeeld ook in Gaasterlând-Sleat, waar veel kinderen uit de gereformeerde gemeente van Oudemirdum in Emmeloord naar school gaan.” Toch zijn dat uitzonderingen, stelt hij. „De gemeenten die hoog scoren qua kosten voor leerlingenvervoer bevinden zich vooral in de biblebelt. Juist in die plaatsen zie je dat de gemeente zich meestal welwillend opstellen tegenover ouders die voor een christelijke school kiezen.”

Voorwinden ziet nieuwe mogelijkheden naar aanleiding van de reactie van de VNG op het onderzoek van de Besturenraad. „Als ze inderdaad vooral aandacht wil vragen voor een aantal kleine gemeenten waar de kosten erg hoog zijn, zijn er misschien wel andere oplossingen te bedenken dan totale afschaffing van de bekostiging. Je kunt bijvoorbeeld nadenken over een vangnet voor gemeenten waar het echt een probleem is.”

Er zijn nog andere alternatieven voor het afschaffen van de vergoeding voor signatuurvervoer, stelt Voorwinden. „Bij de discussie over passend onderwijs is verschillende keren de mogelijkheid genoemd om de verantwoordelijkheid voor leerlingenvervoer over te hevelen van de gemeenten naar de samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs. Die kunnen dan zorgen voor een eerlijke verdeling van het budget.”


Huidige situatie

Gemeenten zijn sinds 1987 wettelijk verplicht een zogeheten verordening leerlingenvervoer vast te stellen. Op basis daarvan kunnen ouders van leerlingen in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs aanspraak maken op bekostiging van de vervoerskosten van en naar school. Het geld daarvoor is afkomstig uit het gemeentefonds, een fonds van het Rijk waaruit gemeenten een deel van hun uitgaven betalen.

De VNG heeft voor de regeling van het leerlingenvervoer een modelverordening. Daar staat onder andere in dat vergoeding plaatsvindt op basis van de kosten van het openbaar vervoer naar de dichtstbijzijnde school van de soort waarop een leerling is aangewezen (op grond van zijn lichamelijke of psychische toestand en de levensbeschouwelijke richting waar de ouders voor kiezen.

Gemeenten mogen bij de vergoeding een afstandsgrens hanteren van maximaal 6 kilometer. Wanneer de afstand tot de school korter is, kunnen ouders geen aanspraak maken op bekostiging van het vervoer. Deze afstandsgrens geldt niet wanneer de leerling gehandicapt is.

Aan ouders van leerlingen van basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs mag, wanneer het maandinkomen hoger is dan 23.805 euro, een eigen bijdrage in rekening worden gebracht. Daarnaast kan aan ouders van basisschoolleerlingen bij een afstand van meer dan 20 kilometer een inkomensafhankelijke bijdrage worden gevraagd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer