Commentaar: Matigheid niet enige vrucht die Paulus noemt
Herfsttij van het christendom. Het kon de titel zijn van een boek over vijf eeuwen Reformatie. De afgelopen weken is er op verschillende plaatsen aandacht gevraagd voor de positie van christenen aan het begin van de 21e eeuw. Die wordt er niet gemakkelijker op, daar is iedereen het wel over eens.
Moeilijker is de vraag wat dat nu betekent voor kerken en individuele christenen. In de discussies over zuil, hut, bushokje, wijngaard, denktank of kring gaat het vaak om twee dingen: de bescherming naar binnen en de zichtbaarheid naar buiten.
Zowel in het onderzoek van de Evangelische Omroep als op de bijeenkomst van het Platform Waarden en Normen kwam dat laatste aspect aan de orde. De conclusies zijn niet nieuw: christenen vallen in deze samenleving niet erg op of, als dat wel het geval is, geven ze juist aanleiding tot kritiek.
Nu is een positief imago ook niet het belangrijkste voor een christen. Sterker: de Bijbelse boodschap van de door en door zondige mens en van de God Die genadig is voor schuldigen, is radicaal en zal altijd op weerstand stuiten. En zoals Jezus gehaat werd, zo zullen ook Zijn volgelingen gehaat worden.
Zowel op de genoemde bijeenkomsten als op de Landelijke Diaconale Dag van de Protestantse Kerk en in de Micha Monitor klonk een pleidooi voor meer duurzaamheid. Dat blijkt een paraplubegrip te zijn waar heel wat onder past: zonnepanelen op het dak van de kerk, het aanstellen van een milieudiaken of milieukerkrentmeester, fairtradekoffie en -chocolade, een themadienst over duurzaamheid, afval scheiden, eerlijk beleggen, een kringloopwinkel en minder vlees eten.
Een duurzame levenshouding kan inderdaad helpen om in de samenleving te laten zien dat je als christen rekening houdt met Gods schepping en je bekommert om onrecht en armoede. Het is ook niet overbodig om daar aandacht voor te vragen, want uit de onderzoeken blijkt dat zo’n levenshouding niet dikgezaaid is onder (reformatorische) christenen. Soms leeft daar de gedachte dat duurzaam leven een speeltje is van de linkse kerk. Dat is echter niet terecht. Calvijn legde de scheppingsopdracht van bouwen en bewaren al uit als: zodanig beheren van wat God ons heeft toevertrouwd dat we tevreden zijn met een zuinig en matig gebruik ervan en ervoor zorgen dat er wat overblijft, om het in eenzelfde of betere staat te overhandigen aan ons nageslacht. Goed beschouwd maakt rentmeesterschap deel uit van vreemdelingschap: je ontgint niet je eigen grond maar beheert de grond van een Ander.
Toch kleeft er ook een gevaar aan het eenzijdig benadrukken van duurzaamheid als middel om herkenbaar te zijn in deze samenleving. Alsof het bij het christelijk geloof alleen gaat om het aardse, het horizontale. Dat leidt tot dezelfde valkuil als wat de reformatorische zuil wel verweten wordt: dat christenen zich gaan onderscheiden door zulke uiterlijkheden. De boom wordt aan zijn vruchten herkend, maar dan gaat het niet alleen om matigheid. Dat is maar een van de vruchten die Paulus noemt en ook nog de laatste, na een lange rij andere: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof en zachtmoedigheid.