Commentaar: Schaduwzijde van een staatskerk
De Church of England, de Anglicaanse Kerk in het Verenigd Koninkrijk, is in grote beroering. Na vele jaren van discussiëren wees de synode deze week het voorstel af dat het mogelijk moest maken om vrouwen niet alleen tot priester maar ook tot bisschop te wijden.
De stemprocedure is nogal ingewikkeld, maar het resultaat van de besprekingen was dat het voorstel in de zogenoemde lekenkamer in de synode niet met tweederdemeerderheid werd aangenomen. De voorstanders kwamen enkele stemmen tekort.
En dus is de discussie vooralsnog terug bij af. Een dreigende scheuring is voorlopig afgewend, al is het uiteraard maar helemaal de vraag hoe de discussie over dit onderwerp in de nabije toekomst zal verlopen.
Voor Nederlanders is het opmerkelijk om te zien hoe de Engelse politiek zich in het debat heeft gemengd. Zo dreigde premier Cameron zelfs indirect met mogelijke wettelijke maatregelen tegen de kerk als de synode zou besluiten dat vrouwen geen bisschop kunnen worden in de Anglicaanse Kerk.
Hoewel de Britse premier zijn uitspraak later flink nuanceerde, is het veelzeggend dat hij hoe dan ook een opmerking maakte over een synodestemming in een kerk. Dat hij dit deed, heeft alles te maken met het feit dat de Church of England staatskerk is, met koningin Elizabeth aan het hoofd. Misschien is het wel eens goed voor Nederlanders om te zien hoe het principe van een staatskerk nu eigenlijk werkt. Niet ten onrechte leeft onder christenen soms het gevoel dat een staatskerk mooie elementen heeft. Bij zo’n kerktype is de staat immers zeer nauw verbonden met de kerk, en dus met het christendom. Dat klinkt op het eerste gehoor aantrekkelijk.
De consequentie van die nauwe band is echter ook, zoals we nu in het Verenigd Koninkrijk zien, dat de staat een bepaalde mate van invloed heeft op de kerk. Dat vertaalt zich hierin dat bewindspersonen en parlementsleden nauwlettend de discussies in de kerk volgen. Wie weet hoe de publieke opinie zich ook in Groot-Brittannië ontwikkelt, wordt daarvan niet blij.
De scheiding van kerk en staat is, in een steeds seculierder wordende maatschappij, een probaat middel om ‘wereldse’ zeggenschap in de kerk te voorkomen. Hiermee is echter niet gezegd dat de overheid zich bij haar handelen niet zou moeten laten leiden door de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God. De overheid is Gods dienares, houdt Paulus de gemeente van Rome voor. Maar een verknoping van kerk en staat kan ertoe leiden dat een kerk zich niet meer vrij voelt om uit te spreken wat geboden is op grond van de Bijbel.
De kerk is richting de staat een kritisch tegenover. Ze zal voor de overheid bidden, maar moet deze ook kunnen bekritiseren en frank en vrij beslissingen kunnen nemen waarvan diezelfde overheid weinig moet hebben. Ze heeft een boodschap áán de wereld, maar mag nooit ván de wereld zijn. Niet in figuurlijke, evenmin in letterlijke zin. Als zelfs ook maar de schijn van het tegendeel bestaat, is dat al een brug te ver.
Profetisch spreken vereist volstrekte onafhankelijkheid.